Ik werd gebeld, een tijdje geleden. Eerlijk waar.
‘Haaaai, this is Alan’, zei een Amerikaan aan de andere kant van de lijn.
Alan. Ik dacht goed na, heel diep en gravend in mijn geheugen, maar ik kon me geen Alan voor de geest halen. Alan moest verkeerd verbonden zijn.
‘Is this Merel?’, zei hij.
Hmmm. Alan wist mijn naam.
‘Remember me?’, vroeg hij en ik antwoordde dat ik geen flauw benul had van wie hij was.
Hij klonk een beetje teleurgesteld. Hoe kon ik hem nou vergeten zijn? Alan, remember! En hij legde uit dat hij bij mij had overnacht, vijf jaar geleden, samen met een vriend van hem die de broer was van het meisje dat ik in Glasgow had leren kennen.
Ow.
Ja!
Nu wist ik het weer. Het was die roodharige vriend van de broer van dat meisje dat redelijk onuitgenodigd een hele week op bezoek was gekomen, mijn huis had overgenomen en de afwas niet deed.
Het zat zo. Hij was in Amsterdam binnenkort. Een weekend, en daarna een week. En het leek hem nou zo leuk als hij weer bij mij kon slapen, want, a hotel is not much fun, right?
Hotel not much fun? Ik kende die hele jongen niet. Grote kans dat hij ook not much fun either was.
Ik was te flabbergegastereerd om hem uit te lachen en hem met vooruitwerkende kracht de deur te wijzen. En dus zei ik dat ik dat eerste weekend niet in Nederland zou zijn, en dat we het later wel over die andere week zouden hebben. Voor mijn werk moest ik namelijk nogal eens naar vergelegen steden waar ik tevens overnachtte. Totale onzin. Quatsch van de bovenste plank – maar ik kon even niets beter verzinnen. Ik gaf hem mijn e-mailadres, zei dat ik waarschijnlijk geen tijd had, en hoopte dat hij deze subtiele hint zou snappen.
Deze week kreeg ik een e-mail uit Zweden. Dat hij volgende week weer naar Amsterdam zou komen, en dat hij zo blij was geweest met mijn uitnodiging. ‘En wat fijn dat je zo aardig bent geweest om mij een hele week te gast te nemen’. Pardon me?
Mailen is makkelijker dan praten, dus ik zei hem dat ik slechts twee dagen van die week in Amsterdam zou zijn.
Waarom niet gewoon schrijven dat hij op moet zouten? Dat ik niet zit te wachten op hem? Het was destijds, vijf jaar geleden, verder erg gezellig met hem, maar ik zou er nooit ook maar een seconde aan hebben gedacht om hem op te bellen als ik naar Seattle zou gaan. Een misplaatste beleefdheid van mijn kant weerhield me te zeggen dat hij het absoluut niet in zijn hoofd moest halen dat hij bij mij zou kunnen logeren.
Ik heb op mijn mail nog geen antwoord gekregen. Nu hoop ik weer dat hij de stille hint heeft begrepen, maar waarschijnlijk komt hij hier gewoon aanbellen met zijn rugzak vol vuile was. Zal hij mijn huis bevolken met in zijn kielzog vier nieuwe Zweedse vrienden, zal hij douchen ’s ochtends terwijl ik net wil, zal hij er rare etenstijden op na houden en zal hij na een week mij vriendelijk bedanken en mijn huis achterlaten als een uitgewoonde prairie. En zal ik niet in staat zijn om te zeggen dat ik er geen prijs op stel. Dom mens, ik.
Ik zal moeten onderduiken.