Er kwam net een rouwstoet bij de Oostelijke Begraafplaats aan. Mensen in het zwart volgden traaglopend een lange auto met een kist erin. De voorste mensen hielden hun hoofd gebogen en keken naar de grond.
Ik stond een paar meter verderop, aan de overkant van de straat, voor de basisschool waar mijn broer lesgeeft. Ik kwam op bezoek.
In de gang zaten zo’n 15 springlevende kinderen op piepkleine stoeltjes naar de televisie te kijken. Eén voor één keken ze om naar welke rare mevrouw er naast hun meester stond. Toch was School TV al snel interessanter.
De klas van mijn broer was behangen en beplakt met tekeningen, kalenders, krijtborden, vlaggetjes, en posters van kinderboeken. Na het filmpje kwamen alle kids één voor één met hun stoeltje weer naar binnen. Ze zaten keurig op hun plek en staarden mij aan. Ik mocht op een volwassenenstoeltje naast de meester naar hen kijken. Afwachtende gezichtjes van 4 of 5 jaar oud op hun eigen terrein.
‘Wie weet wie dit is?’, vroeg mijn broer aan de klas. Minstens tien armen met uitgestoken vingers schoten omhoog. Het meisje naast me wilde het zo graag zeggen dat ze haar arm bijna uit de kom trok om haar vinger maar nog hoger te laten wijzen. ‘Dat is je zus’, zei het meisje dat de beurt had gekregen. ‘Heel goed. Wil iemand iets aan haar vragen?’, vroeg mijn broer. Weer schoten allemaal vingers de lucht in. De beurt was aan Zack. Ik hoopte dat hij een niet al te moeilijke vraag zou stellen. ‘Hoe oud ben jij?’, vroeg hij. Ah, dat wist ik. Ik vertelde hem hoe oud ik was en hij keek voldaan terug.
Mijn broer vroeg of iemand wist wat mijn achternaam was. Het bleef even stil. Sommige kinderen moesten eerst nog denken over wat een achternaam was. Toen schoot de vinger van het meisje naast me ineens weer omhoog. Laura zei: ‘Roze, want jij heet Roze en als dat je zus is, dan heet zij ook Roze’. Dat was best slim.
Er volgde een gesprekje dat uiteindelijk op Pluk van de Petteflet uitdraaide. ‘Ja’, zei mijn broer, ‘daar wil ik nog wel eens iets over kwijt, nu Merel toch in de klas is’. Ik vroeg me af wat er ging komen. Mijn broer pakte een oude versie van het boek uit de boekenkast, die mij bekend voorkwam. ‘Weten jullie nog wat er in dit boek staat geschreven?’, vroeg mijn broer aan de klas. Het was stil. Hij opende het boek. ‘Van Elmer, gekocht van zijn allereerste zakgeld, 1978’. De klas keek hem met grote ogen aan. ‘En bij wie vond ik dit boek een tijd geleden in de kast en wie beweerde dat het van haar was?’, vroeg hij.
‘Je zus, je zus!!’, riep de hele klas.
Hmpf. Daar ging de reputatie die ik net had opgebouwd.
Gelukkig koos Laura mij later toch bij het opstellen in de rij om naar buiten te gaan.