“Schiet nou op!” De mevrouw had haast. Ze had al een fietser gepasseerd en keek toen pas om of haar zoontje haar tempo wel bij kon houden. Nee.
Het jongetje was klein, een jaar of acht, maar aan alles kon je zien dat hij later lang zou worden. Zijn nek stak te lang uit zijn knokige schouders. Zijn armen slingerden langs zijn lijf aan het stuur. Zijn schoenen kleefden als ski’s aan zijn steltige benen. Hij had genoeg kracht in zijn lijf om zijn fiets in evenwicht te houden, maar tegelijk nog genoeg dromerigheid om steeds een beetje bij te moeten sturen als hij even niet oplette. Hij maakte kleine achtjes en keek veel naar boven.
“Schiet nou oh-op!!” Zijn moeder was duidelijk ge?rriteerd weer teruggezakt naar haar beginplek, om het contact met de jongen niet te verbreken. Deze haalde bijna onmerkbaar zijn schouders op en bleef in hetzelfde tempo doorfietsen. Niet te hard, niet te zacht.
De moeder spuugde bijna. Ze had een doek om haar hoofd. Onder de doek was haar gezicht rood aangelopen. Ze verspilde meer energie door haast te hebben en gefrustreerd te raken dan door voort te maken.
De jongen kronkelde op zijn fiets vooruit. Zijn moeder begon hem tegen zijn rug te duwen, alsof zij hem daarmee die paar minuten eerder op de plek van bestemming zou krijgen. Het jongetje versnelde er niet door. Hij keek de andere kant op, er liepen wat mensen op de stoep.
Zo bleven ze een tijdje fietsen. De moeder verhit, het jongetje kalm.
Toen sloeg het jongetje rechtsaf terwijl de moeder rechtdoor ging. Een verbaasde blik van het jongetje ontmoette een verbaasde blik van de moeder die achterom keek.
“Nee-hee”, zei de moeder toen, “we gaan niet naar huis”.
De jongen stepte gelaten zijn fiets weer richting rechtdoor.
Geef een reactie