Het was stil op straat. Half negen op zondagochtend. De stad was nog in een diepe slaap. Er was een aangename rust.
Op de Ceintuurbaan zag ik één auto. Eén auto! Ik had op het anders zo drukke kruispunt kunnen gaan liggen zonder dat iemand last van me zou hebben gehad.
Ik deed het niet.
Er stond een man te roken op de tramhalte. Door het zachte geluid van mijn fietsbanden keek hij even op. Weer rust.
Een vrouw riep haar hond toen ik eraan kwam. Wachten. Waaaachten. Waaaachten. Braaf.
En weer stilte.
De zon scheen. Ik deed mijn vest open en sloot mijn ogen terwijl ik bleef trappen. Een mooie nazomerdag in september. Over de brug over het Vondelpark viel één brede baan zon. Een man zat op de rand van de brug, badend in het licht, met zijn ogen dicht van de zon te genieten. Het zou een prachtige foto geweest zijn.
Ik maakte hem niet.
Ik stopte met trappen en liet mij van de brug afglijden.
Iets verderop kwam ik aan op mijn werk.
Ik ademde de rust op het plein in.
Ik nam een teug frisse lucht.
Ik opende de deur en stortte me in het werkgewoel.
Geef een reactie