De F-side, was dat niet dat heel enge vak in het stadion, waar iedereen
altijd met elkaar op de vuist ging en waar tijdens de wedstrijden
louche (moord/drugs)contracten werden afgesloten? Was je daar je leven
niet veilig en moest je ja en amen zeggen om je vege lijf te redden?
Gisteren bevond ik mij voor het eerst op de F-side (en niet F-site, zoals ik automatisch typte).
Een traktatie van vriend Wieland.
Op welke plaatsen zitten we?, vroeg ik ge?nteresseerd.
Zitten?, had Wieland verrast geantwoord.
In de rij voor de ingang, waar Wieland uit werd gehaald omdat zijn naam
lijkt op een van de meest gezochte hooligans, keek ik alvast wat
schuchter om me heen tussen welk volk ik me 2x 45 minuten zou bevinden.
Een jongen met een Ajaxjas, een Ajaxsjaal en een Ajaxpetje stond
achter me op te scheppen over het aantal wedstrijden dat hij dit
seizoen al had gezien.
Goed volk dus, dacht ik.
“En wat wordt ’t vanavond?”, vroeg ik hem, in een poging alvast vrienden te worden voor als ik het later moeilijk zou krijgen.
Ik dacht dat het duidelijk was dat ik hem aansprak op zijn expertise.
“En hoe moet ?k dat weten?”, vroeg hij.
Eenmaal in de F-side stonden we op de favoriete plek van Wieland, op de trap, midmid.
In de minuten voorafgaand aan de aftrap werd ik menigmaal onder de voet gelopen.
Maar toen de wedstrijd eenmaal was begonnen, had ik de meest enthousiaste momenten in de ArenA ooit.
Ik zong mee met de liederen die je na 1x horen uit je hoofd kent
(gelukkig was er weinig variatie). Koen rijmt inderdaad op kampioen.
Er werden goede en slechte grappen gemaakt waar ik om moest lachen.
Ik joelde richting scheids.
De mannen en enkele vrouw om mij heen joelden mee.
Ik riep de spelers toe alsof ze me moesten horen.
Met mijn inmiddels schorre keel was ik degene die zorgde voor de 2-0.
En ja, ik floot zelfs op mijn vingers.
Ik wist niet dat ik het nog kon.