Het meisje dat voor me uit de trap afrende, kende ik niet.
“Mijn vriendje staat beneden”, riep ze desondanks enthousiast.
Ze nam de treden naar beneden met twee tegelijk, heel stoer, iets wat ik nooit gedurfd heb.
We moesten nog drie trappen in het grote kantoorpand.
Toen zag ik het vriendje van het meisje door de glazen voordeur heen staan.
Ze huppelde naar de deur toe en deed hem open. Een grote glimlach op haar gezicht.
“Gatverdamme”, riep ze plotseling, “je stinkt naar bier en patat”.
Haar glimlach maakte plaats voor een dun streepje mond.
Zijn glimlach ging over in gezucht.
Geef een reactie