Mijn eigen krachten zijn mij onbekend. Dat bleek weer eens toen ik het
sleuteltje in mijn fietsslot stak, het omdraaide en het vervolgens
zonder enige weerstand afbrak. Het maakte minder geluid dan mijn
hartgrondige vloek. Te meer daar de fiets nog op slot stond en ik op
dat moment weg moest.
Met de kop van de sleutel in mijn hand en de baard in het slot sjokte
ik de drie trappen op naar boven om in mijn huis het juiste gereedschap
te vinden voor de reddingsactie van het afgebroken stukje. Vaak heb ik
dromen over dat ik een gereedschapskist bezit, met handige vakjes en
diverse sexy tangen, maar het beste wat mijn huisraad te bieden had,
was een pincet.
Met een opkomende chagrijnigheid maar ook een gezonde dosis hoop sjokte
ik de drie trappen af naar beneden. Ik klemde de pincet met al mijn
kracht om het miniscuul uitstekende stukje en trok uit alle macht
aan het friemeltje (terwijl ik het ding ook nog een stukje moest
draaien). Het leek er even op dat het me ging lukken, dat dacht ik ook
de volgende keren, maar na een poging of 25 moest ik constateren dat er
geen enkele wijziging in de toestand was opgetreden. Bummer. Ik ging
drie trappen naar boven, haalde fietssmeer en ging weer terug. Ook dat
resulteerde niet in een vrije fiets.
Ik moest constateren dat mijn cosmetische gereedschap het grootste
probleem vormde. Ik keek naar de ramen van mijn buren. Geen licht.
Daarom sjokte ik even later drie straten verderop naar de man die zeker
een gereedschapskist zou hebben. Ik kwam langs het restaurant waar als
enige gast een kale man zat die mijn stappen meewarig aanzag. Gewapend
met twee schroevendraaiers en een tang liep ik even later de drie
straten terug. In de schaduw van de maan en lantaarnlicht zag ik mezelf
op de stoep gereflecteerd. Het leek alsof ik een dolk met drie koppen
in mijn hand had waarmee ik een denkbeeldig persoon aan het steken was.
Een vrouw die een hond uitliet checkte of ik haar met mijn gereedschap
ging bedreigen. De kale man in het restaurant leek me te herkennen. Zijn blik werd er niet minder meewarig op.
De tang vormde een verbluffende vooruitgang. Met ??n soepele beweging
trok ik de baard uit het slot. Ik keek even om me heen of iemand deze
heldendaad gezien had, maar het was stil op straat. Nu moest ik het
slot nog openkrijgen. Ik ging drie trappen naar boven en pakte mijn
reservesleuteltje. Gelukkig heb ik een speciale verzamelbak voor
sleuteltjes dus wist ik meteen waar ik moest zoeken. In mijn nopjes
over mijn opgeruimdheid zocht ik tussen de sleuteltjes. Er zat geen
reservesleuteltje bij, hoe lang ik ook zocht en de geschiedenis van
mijn slot naging in mijn hoofd om deze lacune op te vullen. Aaargh!
Ik ging de drie trappen naar beneden, liep naar de drie straten
verderop, ik stak mijn hand met het gereedschap op naar de kale man ter
groet, leverde het gereedschap in en concludeerde dat alles voor niets
was geweest. Mijn fiets nog steeds op slot, ik inmiddels te laat voor
mijn afspraak. Gelukkig beschikte de man met het gereedschap ook over
een fiets die ik mocht lenen.
Maar mijn chagrijnigheid groeide.
Zou een slotenmaker in staat zijn mijn sleutel te repareren?
Of zou ik de volgende dag met een zaag mijn slot moeten openwrikken met het risico gearresteerd te worden?