“Doei”, zei mijn collega bij de voordeur van het pand.
“Dag”, zei ik tegen hem. We hadden de hele dag in hetzelfde pand gewerkt. Ik had geen idee hoe hij heette en ik wist zeker dat dat wederzijds was. Ik wist zijn functie, zo’n beetje, hij de mijne misschien. Allebei freelancers.
Ik haalde mijn fiets van het slot en dacht na over hoe ik zou gaan fietsen.
Omdat de grachten rond gegraven zijn, is de snelste weg in Amsterdam vaak onderwerp van discussie.
Mijn collega had zijn fiets ook van het slot gehaald, stak zijn hand op en vertrok.
Ik fietste de andere kant op.
Ik moest naar de oostelijke eilanden en peilde mijn gemoedstoestand. Kon ik de kleine straatjes, met opbrekingen, toeristen, verhuizingen, toeterende auto’s aan (de snelste route)? Of zou ik kiezen voor de grote wegen, waar aparte fietspaden zijn (beetje om)? Mijn humeur was goed genoeg voor het eerste.
Ik zigzagde soepel door de straatjes en ontweek alle obstakels op mijn pad.
Na een kwartier kwam ik uit op de grote weg, ter hoogte van het Nieuwe Muziekgebouw aan het IJ.
“Hallo!”, zei mijn collega lachend, terwijl hij van links aan kwam fietsen en mij voorbij stoof.
Geef een reactie