Al de hele dag had het onafgebroken geregend. Op het pad naar het viaduct trokken tientallen slakken zich aan het natte asfalt op.
Onder het viaduct stond een klein jongetje te schuilen. Hij was alleen, wat opmerkelijk was vanwege zijn leeftijd, en hij had zijn Bob de Bouwer-paraplu ondanks de beschutting nog boven zijn hoofd.
Het was een mooi gezicht en ik maakte een foto.
"Hallo", zei hij.
Hij keek naar mijn toestel en even dacht ik dat hij zou vragen of hij de foto mocht zien.
Ik stopte mijn fototoestel weg, enigszins gegeneerd door mijn eigen actie.
Misschien lag de zedenpolitie op de loer. En leg dat dan maar eens uit.
"Mesusis zwemspulluh geten", zei het jongetje.
Ik zei: "Dat is interessant", en ik vroeg me af wat dat met je doet, als volwassenen al op die leeftijd beginnen met liegen tegen je.
"Ja", zei hij.
"Ben je helemaal alleen?", vroeg ik.
"Memoedersus zwemspulluhaaln", zei hij.
"Ja, goh", zei ik.
Ik had werkelijk geen idee waar hij het over had.
"Nou, dan loop ik gewoon door, goed?", zei ik tegen hem.
Hij stelde me een onverstaanbare vraag en ik antwoordde met ja.
Daarna keek hij me aan alsof ik gek was. Ik denk dat ik nee had moeten zeggen.
Of 'geen mening'.
Toen ik onder het viaduct uitkwam, zag ik zijn moeder staan met twee paraplu's.
En ik zag zijn zusje, rennend zonder paraplu, met in haar handen een tas, waarschijnlijk, zo concludeerde ik, met zwemspullen.
Geef een reactie