Via internet hadden we van een particulier een appartement in Lissabon gehuurd, zoals we ook in New York hadden gedaan. In New York was het zo goed bevallen dat we eigenlijk nooit meer anders wilden: je betaalt minder per nacht en je hebt je eigen stulpje, waar je zelf je boodschappen kunt doen en er geen schoonmakers binnenstormen en je niet voor 10 uur hoeft te ontbijten. Bovendien woon je even tussen de andere inwoners en voel je je al snel een heuse local (kuch). Het e-mailverkeer met de dame in kwestie ging uiterst vlot, in gebrekkig maar duidelijk Engels en we hoefden slechts een klein bedragje vooraf te betalen. Dat bedragje was net klein genoeg om geen stennis over te maken als het allemaal een hoax zou blijken te zijn. Hoe dichterbij de vakantie, hoe zekerder ik wist dat we in de maling waren genomen. Die naïeve Merel ook, op dat verraderlijke wereldwijde web.
Die namiddag leek ons vliegtuig hortend en stotend van de turbulentie midden op de stad neer te storten. Gelukkig kwamen heelhuids aan op het vliegveld dat midden in de stad bleek te liggen. Wij spoedden ons per zeer betaalbare taxi naar het ons beloofde appartement.
Er was niemand.
'Zie je nou wel!'
Het was warm. We zegen puffend neder. Het appartementencomplex zag er overigens prima uit. De straat was met kinderkopjes betegeld. De mensen die voorbijkwamen, groetten ons vriendelijk en sommigen van hen wezen ons erop dat de voordeur van het complex open was en wij legden mimend uit dat we moesten wachten op de bewoonster. We besloten nog even te wachten.
En nog even.
Een tijd ging voorbij.
We zochten in het voorportaal beschutting tegen de felle zon.
We maakten een plan voor als er niemand zou verschijnen.
Toen verscheen er een oude, magere dame in het voorportaal. Haar gezicht zat onder de littekens van een brand die haar hele voorkomen had vernietigd. Haar lippen waren weg, haar oogharen verdwenen, haar neus kende geen welving meer en één enkele wenkbrauw vormde een klein streepje in haar gehavende gezicht. Ze liep met een stok, wankel als een dronken vrouw.
'Ola,' zei ze.
'Manuela?' vroeg ik.
'Sim!' zei ze.
Het was niet voor het eerst dat iemand er anders uitzag dan ik na een e-mailcorrespondentie had gedacht.
'Wij komen voor het huis,' zei ik, in het Frans en in het Engels, opgelucht dat het toch klopte.
Ze keek me vragend aan.
'Oh! Die andere Manuela!' zei ze na een hele tijd, om vervolgens in een gebrabbel waarin Franse woorden voorkwamen uit te barsten.
We glimlachten vriendelijk en vroegen ons af in welke wereld we terechtgekomen waren. Er bleken twee Manuela's in hetzelfde gebouw te wonen.
De oude Manuela stond wel tien minuten met ons te praten in een taal die we werkelijk voor geen woord verstonden, waar wij vriendelijk op bleven knikken. Toen liep ze door en sloot ze haar deur achter zich.
Het was weer stil.
Ik besloot mijn boekje Hoe en wat in het Portugees voortaan binnen handbereik te houden en bestudeerde de getallen 1 t/m 10 aandachtig om de tijd te verdrijven.
Toen kwam er een jonge vrouw binnen.
'Sorry, sorry, sorry, sorry,' zei ze, en dat nog eens tien keer. De promovenda uit Barcelona ging ons voor en liet ons haar eenvoudige, maar werkelijk prachtige appartement zien.
Vanaf dat moment waren wij drie dagen zeer gelukkige inwoners van Lissabon.
Geef een reactie