Sinds kort durf ik het hardop te zeggen.
Ik ren.
Weliswaar nog met wat wandelen tussen de renstukken door. Maar het gegeven is er: ik loop hard. Al een tijdje. Ik houd het vol. En ik vind het nog leuk ook.
Dat ik ben begonnen met rennen, komt niet door alle updates op Facebook en Twitter: “Just completed a 21.11 km run with @RunKeeper” of “1:09.37 #pr #damloop”. Nee, die berichten werken eerder averechts. Allemaal toptijden en afstanden waar ik nog steeds alleen van kan dromen (dat zijn dan nachtmerries).
Het komt ook niet door de handige apps die je tegenwoordig hebt om van alles mee bij te houden. Hoewel die waarschijnlijk wel de reden zijn dat ik doorga. Ik doe mijn trainingen net als veel anderen onder begeleiding van de Vlaamse Evy (“Ik ben fier op u, Merel! Allez-hop met die beentjes!”). Ik dank de zendmasten en providers die mij genoeg internet geven om via de app mijn eigen statistieken bij te houden. Dat geeft de burger moed en doorzettingsvermogen.
Het komt ook niet door Google Maps, waarmee ik thuis mijn routes uitzet, nauwkeurig bepalend bij welke weg ik de minste stoplichten tegenkom, en het liefst ook de minste pottenkijkers.
Het komt ook niet doordat het internet me de hele tijd vertelt dat ‘veel zitten het nieuwe roken’ is, namelijk dodelijk. En dat ik daardoor uit die stoel kwam en besloot het hardlopen op te pakken.
Nee, de echte reden waarom internet me aan het hardlopen kreeg, is omdat ik op Amsterdam Yard Sale een trainingsbroek aangeboden zag. Mijn maat. Slechts € 5. Het was nota bene mijn buurvrouw die de broek aanbood, en daarom reageerde ik. Binnen 5 minuten was ik ineens eigenaar van een hardloopbroek.
“Dan moet je nu ook gaan rennen”, zei mijn hardlopende vriendin.
Tegen deze logica kon ik niets inbrengen.
En dus liep ik weer 5 minuten later ineens achter haar aan, op haar oude schoenen, in mijn fonkelnieuwe broek.
Ik zou zeggen: allez-hop met die beentjes, op naar de Dam tot Dam-loop. 1:50.37 #pr
Deze column verscheen eerder in de nieuwsbrief van XS4ALL.