We stapten over op 125th Street om de metro naar The Bronx te pakken. Je zag ze kijken. Wij keken heel erg stoer terug. We moesten eruit bij Yankee Stadium – een beetje jammer vonden we dat, omdat we natuurlijk juist heel stoere toeristen waren die naar The Bronx durfden. Het Yankee Stadium is dan zo'n beetje de enige toeristische plek van The Bronx.
Gelukkig hielp de metro ons, door de halte over te slaan. En de halte erna, en die daarna en die daarna. En die daarna, en die daarna. Een omroepster had wel iets gezegd door de boxen, maar dat hadden we niet verstaan.
Pas ergens in het midden van The Bronx werden we afgezet. We besloten dan maar wat rond te gaan lopen op zoek naar lunch. Onze Lonely Planet had van alle bladzijden er maar twee aan The Bronx gewijd en het bijbehorende kaartje was niet erg gedetailleerd. We hadden een tijd lang geen idee waar we liepen. Muziek kwam uit de auto's die langskwamen. Er werd veel naar ons getoeterd, door snorders, zo bleek later. De mensen waren er anders dan in Manhattan, diverser, armer, luidruchtiger. Voor alle huizen zaten hekken, alles was tot de tanden toe beveiligd tegen ongewenst gespuis. Maar toch vooral viel de stilte op. De meeste winkels waren dicht, de rolluiken naar beneden, alsof het maandagochtend was in plaats van zaterdag. Toch zagen we in de eerste tien minuten meer kinderen op straat spelen dan we de hele week in Manhattan hadden gezien. Alle omheinde basketbal- en honkbalveldjes werden gebruikt. Er waren opvallend veel Latino's en minder zwarten dan ik had verwacht. Alle verboden op de borden stonden ook in het Spaans.
Zo liepen we kilometers door The Bronx, terwijl we met grote ogen nagekeken en soms besmuikt uitgelachen werden. Het extreem handige stratensysteem in Manhattan misten we hier, waardoor we een aantal keer verkeerd liepen. We hadden dorst en honger, maar konden geen enkele tent vinden die open was. Tot we bij The Subway kwamen bij het Crotona Park in Belmont. De aanwezigen keken verbaasd op. Ik voelde me danig opgelaten, te meer daar ik de man achter de counter voor geen meter kon verstaan. Een donkere man naast ons schoot ons direct te hulp. Hij tolkte voor ons. Een klein jongetje achter de counter keek mij de hele tijd breed lachend aan, alsof hij nog nooit een blanke had gezien, maar me wel wilde houden. De vrouw achter de counter hielp ons ook. Uiteindelijk kregen we twee gigantische stokbroden vol ingrediënten, waarvan we later de helft zouden weggooien. Een grote vent zei 'respect' toen hij onze broden zag.
Op het metrostation was een jongen zonder geld. Hij werd door de beveilging gratis doorgelaten.
We gingen naar het Bronx Museum, waar een vrouw bij de kassa zat die zich afvroeg wat mensen in het museum moesten. Ze was net aan deze baan begonnen en het museum was hartstikke leeg. Er was een feministische expositie gaande, waar ze zich een beetje voor leek te verontschuldigen tegenover L., en een fototentoonstelling, die ze wel goed vond. Het waren prachtige foto's van Jamel Shabazz van New York en zijn bewoners. Toen we drie artikelen kochten in het museumwinkeltje, moest de dame ze stuk voor stuk afrekenen omdat ze niet wist hoe ze het bij elkaar moest optellen. Ze verontschuldigde zich lachend voor haar onhandigheid.
De vriendelijkheid waarmee we overal werden ontvangen, verraste me. De buurt maakte veel meer indruk op me dan Harlem, met name door de diversiteit van de mensen. In Harlem leek iedereen zwart, hier was het een allegaartje van mensen die in deze buurt moesten wonen. Het weer was wederom fantastisch. Koud, maar een strakblauwe lucht en felle zon. Houten huisjes stonden er parmantig bij tussen de torenflats. Misschien dat ik daarom zo relaxt rondliep, me zelfs wel stoer voelde als we groepjes hangenden op de stoep altijd onder commentaar van hen passeerden.
Er was geen zak te doen in The Bronx, en misschien juist daarom was het een fijne afwisseling van het almaar drukke en zinderende Manhattan.
Geef een reactie