In de snackbar was ik de enige klant. Buiten sloeg de regen tegen de
ruiten. Ik liet een plas van regen achter op de witbetegelde vloer.
Ondanks mijn capuchon was mijn haar nat geworden.
“Gallo!”, zei de Egyptenaar vrolijk van achter de toonbank.
Ik bestelde twee patat.
(Ik keek of de man kosjer was en of er vluchtroutes waren, maar dat komt door 24).
Een vriend van de snackbarman kwam langs. Hij had een fiets met een groot krat op het stuur.
De man zette zijn fiets op de standaard, wat niet zo goed wilde lukken, en kwam binnen.
Hij schudde zich in de deuropening onder luid gemopper uit als natte hond.
Toen hij eenmaal echt binnen was, viel zijn fiets buiten om. Het krat was te zwaar voor de standaard.
De man begon in het Arabisch te vloeken. Een tirade van wel tien zinnen klonk door de snackbar.
De Egyptenaar moest af en toe lachen.
“Wil je vertaling?”, vroeg de vriend mij.
Ja, zei ik.
“In het Nederlands zei ik shit”, zei de man.
Geef een reactie