Het was alweer een jaar of acht geleden dat ik voor het laatst in een echte, ouderwetse gymzaal was geweest. De daar immer hangende zweetgeur vermengd met de geur van de verende vloer vol kleurige lijnen, de banken opgestapeld aan de kant, samen met de rekken waarin de matjes opgeborgen moeten worden. Ballen in verschillende stoffen en maten liggend naast de bok, de ongelijke leggers, en de springplank. In de kleedkamer, een hok met witte tegeltjes op de vloer, met een deur naar de gemeenschappelijke doucheruimte, stonden allemaal meisjes van mijn leeftijd zichzelf in te dekken over de kwaliteit van hun conditie. We kenden elkaar niet. Het enige wat ons meisjes zonder conditie daar samenbracht, was mijn onderbuurmeisje, dat moest afstuderen op het praktijkgedeelte van de studie buitensportbegeleiding (o.a. het geven van een conditietraining). Zodoende stonden wij even later in die zweterige gymzaal samen met een stel vrij fanatieke jongens onze conditie te testen. Rondjes rennend, sprintjes trekkend, onderwijl pilonnen en de vloer met de handen aanrakend, springend over banken, de zaal overstekend met wijdse passen, opdrukkend, sit-uppend, met de armen zwaaiend, rollend. 35 minuten lang. Ik heb spierpijn, zoveel.