Er is een man. De man is kaal op een manier waarop mannen dat soms zijn: rondom de schedel, bij de slapen, en op het achterhoofd, zit een redelijke bos haar. In het midden, op de schedel, glimt de huid echter als een biljartbal de hemel tegemoet. Lichtbruin is het haar dat deze man wel heeft. Hij is niet lang, zeker niet klein, niet dik, niet dun, niet gedrongen, ook niet iel. Hij is bijzonder gemiddeld maar hij valt me al jaren erg op. Hij heeft een tas aan zijn schouder hangen, vaak een leren tas zoals schoolmeesters hebben, maar soms een linnen tas met de opdruk van een platenzaak zoals schoolmeesters hebben. Ik denk dat hij schoolmeester is. De tas hangt aan zijn rechterschouder en hij weerhoudt hem van teveel bungelen door het hengsel met zijn linkerhand steeds weer op de plek op zijn schouder te schuiven. Hierdoor loopt hij een beetje naar voren gebogen, een beetje mank.
Ik zie hem vaak in Amsterdam. Hij stevent recht op zijn doel af, wat dat doel ook moge zijn. Hij loopt vastberaden een kant op, treuzelt nooit, neemt grote passen. Vroeger zag ik hem vaak bij de universiteit. Nu zie ik hem geregeld op het Centraal Station voor me uit lopen.
Ik ken hem niet. Hij mij ook niet. Wij bevinden ons gewoon vaak op dezelfde plekken in Amsterdam. Ik val hem niet op, denk ik, dus begroet ik eenzijdig. Oh, daar heb je die man weer.
Gisteren stond ik weer eens op het station in Almere. Na een lang weekend weg geweest te zijn, zijn dat de dingen die de sleur er meteen weer inhameren en je de rust van het weekend automatisch en ongewenst doen vergeten. Ik stond op het perron, vijf minuten te vroeg, en ik keek zoals iedereen de kant op waar de trein zich weldra zou komen melden.
Ik schrok me dood. Een kale kruin glom in het laatste beetje zonlicht van die eerste lentedag onmiskenbare als de zijne.
Daar stond de man!
In Almere!
Wat deed hij in Almere? Waarom namen wij dezelfde trein? Hij mag mijn pad best kruisen in Amsterdam, maar toch niet hier!
Hij draaide zich om omdat de trein nog niet kwam. Hij keek me aan, maar meteen langs me heen. Hij bleef op zijn plek totdat de trein was gearriveerd. Ik stapte in een andere wagon dan hij. Even later, op het station in Amsterdam, zag ik hem lopen, voor me uit, grote, manke passen. Ik dacht er het mijne van.
Reacties
2 reacties op “De man”
Een ‘accidental stalker’?
Maar wie stalked wie dan?
Merel, laat die man eens met rust.