Ik had aangebeld. De balkondeuren op de derde verdieping waren open gegaan en ze had geroepen dat ze meteen naar beneden kwam. Ik wachtte op de stoep.
Naast me ging op de begane grond een deur open. Er kwam een man naar buiten met een klein kindje in zijn armen. Eenmaal buiten zette hij het blonde jongetje neer. Na enkele seconden had hij zijn evenwicht gevonden en drentelde hij kleine stapjes vooruit. Zijn armpjes had hij aan weerszijden uitgestoken. De vader liep naar zijn auto en het jongetje hopte richting stoeprand.
Daar viel hij. Het jongetje buitelde naar voren, kwam eerst op zijn handen terecht en bleef even op zijn dikke buikje bungelen voordat hij zich kon omdraaien. Nu zat hij op zijn billen. Zijn gezicht vertrok. Zijn mondhoeken gingen langzaam naar beneden, zijn ogen knepen samen en hij stond op het punt om verschrikkelijk hard te gaan huilen.
De vader stond bij de auto en draaide zich om. ‘Jongen toch’, riep hij zijn kindje toe. Het jongetje werd door zijn vader afgeleid en stelde zijn huilbui nog even uit. ‘Heb je je pijn gedaan?’, zei de vader. Verkeerde opmerking. Het jongetje bedacht zich weer dat hij inderdaad zojuist was gevallen, en dat hij even vergeten was dat hij op weg was naar een verlichtende en hartverscheurende huilbui. Zijn mondhoeken trokken weer naar beneden.
Er moest nu iets gebeuren. Ik zwaaide naar hem. Hallo! zei ik. Het jongetje keek verbaasd. Wie is die mevrouw die naast mijn vader staat? Ik trok een raar gezicht. Ik zwaaide nog een keer. Het gezicht van het jongetje keek peinzend over de beslissing die hij moest nemen. Zijn wenkbrauwen fronsten. Zou hij nou eindelijk gaan huilen, of zou hij zich verdiepen in mijn persoon? Allebei tegelijk was duidelijk geen optie.
Ik keek hem doordringend aan en maakte mijn ogen groot. Hij lachte. Het was gelukt. Met zijn ene hand leunde hij op de grond, om met zijn andere naar mij terug te zwaaien. Zijn vader lachte naar me en we raakten even in gesprek.
Ineens kwam er een blond meisje naar me toe gehuppeld. Een open vizier, een vrolijke blik, een handje naar mij uitgestoken om zichzelf voor te stellen. Grote ogen vol vertrouwen. Het duurde enkele seconden voordat ik door had dat zij het zusje was, en dat zij dacht dat ik bij haar vader hoorde. Ik voelde me huichelachtig en bedacht me dat ik uit moest gaan leggen dat ik slechts een truc had toegepast om haar broertje niet aan het huilen te krijgen. Ik zei niets. Het meisje schrok. Ze wendde zich, beschaamd over haar enthousiasme, af. De blik in haar ogen straalde grote teleurstelling uit. Ik zei dat het niet erg was. Ze verschool zich achter de rug van haar vader en keek naar de grond.
Haar naïviteit en haar grenzenloze vertrouwen in de mensheid had zojuist de eerste deuk opgelopen en ik was verantwoordelijk.
Reacties
7 reacties op “Deuk”
Maar toch een goede levensles voor haar, nietwaar? Die jij haar hebt bijgebracht.
Het schijnt dat je het moet afleren ja.
Misschien heeft ze nu ontdekt dat ook anderen, die geen familie of vrienden zijn, heel leuk kunnen zijn.
oh. Wat mooi geschreven.
MEISJE, 16 jaar later
“’t Is zoiets als de eerste keer af met je eerste lief
Ik voelde me ergens tekort gedaan, ergens gekwetst, en ik wist geen raad met dat besef, kort nadien.
Gelukkig kocht m’n vader kort daarna een ijsje, en er was een straatkunstenaar iets verder die me wat aandacht gaf,
en alles was weer goed…”
Dit stukje staat of valt bij de aanname dat het meisje zich schaamde voor haar enthousiasme. De vraag waarom jij haar die gevoelens toedicht is pas echt interessant…
Lcs, die is raak hoor!
Het is natuurlijk een algehele reflectie en projectie. Je hebt gelijk. Maar ze leek ook wel erg op mij, toen ik nog jong was 🙂