We moesten even wachten bij de dierenarts. Aan de balie stond een man met een mandje. Ik kon niet zien wat er in zat. Hij stak zijn hand in het mandje en aaide het beestje. Een kleine kat misschien, of een hamster.
De baliemedewerker die tevens de dierenarts was, schreef een aantal medicijnen voor. Hij moest in het nekje een zalfje druppelen, tweemaal daags, en nog wat dingen doen. Over drie weken moest hij terugkomen.
“Komt het allemaal wel goed met hem?”, vroeg de man bezorgd. De dierenarts antwoordde dat het hoogstwaarschijnlijk goed zou komen, en dat als hij over drie weken terugkwam, het beestje waarschijnlijk wel weer zou kunnen vliegen. Hmm… vliegen. Dan was het vast geen kat.
“Wat leuk trouwens”, zei de dierenarts, “dat u zich zo bekommert om een stadsduif. Dat zien we bijna nooit”.
Geef een reactie