Ik weet bijna zeker dat ik ontsnapt ben aan een moordaanslag.
De auto stond midden op straat stil. Het ding was oud en vies. De motor stond uit maar de wagen ging op en neer omdat er een aantal jongeren in zaten mee te bangen op harde muziek. Ik moest er langs, maar kon links- noch rechtsom makkelijk passeren. Dus ging ik met moeite linksom, waarbij ik een buitenspiegel raakte.
Enkele meters later zette ik mijn fiets op slot, tegenover mijn huis. Ik hoorde dat de motor van de auto werd gestart.
Toen ik naar mijn voordeur liep, de straat over, gebeurde het. De auto kwam op gang. De raampjes werden opengedraaid. Naast de muziek ontsteeg er nu groot gejoel uit de wagen. Een soort oorlogkreten. Een jongen sloeg met zijn vuist op het dak.
Ik stond stil op straat, keek om, zag alleen het felle licht van de koplampen en hoorde toen het forceren van het gaspedaal.
De afstand tussen mij en de auto was een meter of tien.
Met volle snelheid scheurde de auto op mij af.
Of, was van plan op mij af te scheuren. Na vijf enthousiaste meters rommelde en pruttelde er van alles. De auto stond weer stil.
Ik haastte me naar de stoep.
Op dat moment kreeg de chauffeur weer grip en schoot de auto met een rotgang langs me.
De jongeren gingen met gierende banden de bocht om.
Het geluid van gejoel hield aan en ebde langzaam weg.
Geef een reactie