“Wat zijn jouw zonden?”, vroeg het meisje aan de bar aan mij.
Ik kende haar niet.
“Zeg dan, zeg dan, wat zijn jouw zonden?”, vroeg ze nog eens, als een klein kind, terwijl ze de twintig in ieder geval gepasseerd moest zijn.
“Hoezo?”, vroeg ik. Dat leek me een terechte tegenvraag, maar intussen was ik al heel hard aan het denken. Zonden, zonden, zonden…
“Nou, Jezus is vandaag zo’n 2000 jaar geleden gestorven vanwege JOUW zonden!”, riep ze verontwaardigd, maar niet zo serieus. “Niet alleen de jouwe hoor, ook die van hem en hem”, zei ze en ze wees naar twee stamgasten die met paarse neuzen in een glas pils hingen.
“Ik heb Jezus helemaal niet gevraagd om te sterven voor mijn zonden”,
zei ik. Dat de beste man zo’n heldendaad wilde verrichten, fijn, maar dat is eigenlijk helemaal niet mijn probleem. Maar intussen waren mijn hersenen nog wel heel hard over mijn zonden aan het nadenken. Ze konden weinig bedenken. Aan de ene kant geruststellend, maar ook bijzonder saai. Ik besloot de aandacht af te leiden met een tegenvraag.
“Oke, op Goede Vrijdag vieren we dat hij zich opgeofferd heeft en het is niet eens meer een vrije dag. Maar wat vieren we dan met Pasen?”,
vroeg ik.
Ze was even stil. Haalde de hulp erbij van haar vrienden op de krukken naast haar. Er werd wat geroepen over Heilige Geesten, opstaan, hemelvaart.
Dat zou ik ook allemaal geroepen hebben, want ik raak er elk jaar weer van in de war.
Maar nu lees ik Ellingmann. En Ellingmann heeft het hier even goed uitgelegd. Dat heb ik een aantal dagen geleden uit mijn hoofd geleerd en dat heb ik op Goede Vrijdag in de kroeg kunnen reproduceren. Inclusief de motorcross.
Ik kreeg ze zo stil, dat ze niet meer naar mijn zonden vroegen.
Maar in mijn hoofd maalde het door.
Geef een reactie