Ik werd gisteren gebeld om half 11 ’s ochtends. Ik vind half 11 vroeg voor het weekend, en zeker voor pasen. Gelukkig was ik al wakker omdat ik mijn arm zodanig in mijn slaap had gemarteld dat hij verschrikkelijk sliep.
Maar ik wilde toch even laten weten dat ik het te vroeg vond, dus ik nam de telefoon een beetje chagrijnig op.
‘Met vriend M.’, zei vriend M. (dat zei hij natuurlijk niet, maar dit is goed voor de praivezi).
Vriend M. is nooit wakker om half elf en hij zou mij al zeker niet bellen als hij wel wakker (of nog wakker) was. Zijn stem klonk behoorlijk opgewekt, zelfs een tikkeltje triomfantelijk.
Er zat dus maar een ding op: gillen. Waaah zeggen, jippie!, gaaaaf en gefeliciteerd!
Vriend M. zei inderdaad: ‘zeg maar papa M., sinds half zeven vanochtend’.
Waaah! Ik pakte mijn fiets en begon te fietsen. Sneller moest mijn fiets, sneller, al die paastoeristen voor mijn wielen moesten wijken, want ik moest naar het kind en de moeder!
De muziek in mijn oren maakte de tocht naar het ziekenhuis nog heftiger. De liedjes die mijn iPod uitkoos om te spelen werkten erg op het sentiment en dus begon ik ineens onbedaarlijk te huilen.
Poeh. Ik minderde wat vaart. Het kindje zou niet weglopen. Sterker nog, dat zou nog maanden duren. En daarna zou er ook nog heel lang de tijd zijn om hem te zien.
Enigszins gekalmeerd kwam ik het kleine mannetje onder ogen. De moeder lag stralend te kijken. Poeh.
Wat een gebeurtenis.
Geef een reactie