Het hoofd na Koninginnenacht en -dag was brak en dus moest de maag met vet gevuld. Lunchen met een dikke uitsmijter of een broodje rauwe ham met saus echoode in mijn holle hoofd als enige remedie. De lege koelkast maakte duidelijk dat er buiten de deur moest worden geluncht.
Het was lang geleden dat ik vriend M. voor het laatst gezien had. Hij stond aan de bar, mijn vroegere klasgenootje en tevens vriend. Hij zag er anders uit, maar ik kon niet zo goed bedenken waarom. Ik riep hem vanaf mijn tafeltje, maar hij reageerde niet.
Mijn broodje met saus kwam en overwon.
De barman was vergeetachtig – zware dagen gehad, net als wij allemaal. Hij dronk opvallend veel water uit de tapkraan.
Ik keek nog eens naar de jongen die ik van vroeger kende. Ik keek nog eens naar zijn gezelschap, een jongen met rode krullen en veel te grote schoenen.
Toen zag ik het.
Ze waren zo zat als een konijn. Nee, zatter nog, zo naar de klote als maar kon. De jongen met de rode krullen was afscheid aan het nemen en deed daar behoorlijk emotioneel over. Vriend M. hing over hem heen in een poging hem een stevige knuffel te geven. De barkruk schommelde gevaarlijk.
Toen hij de rode krullen op weg naar de uitgang met zijn ogen volgde, ontwaarde hij mijn treiterende blik. Ik keek hem breedlachend aan, zeker wetend dat hij vandaag liever geen bekenden zou tegenkomen.
‘Fuck’, zei hij.
Hij struikelde zijn barkruk af en kwam naar mijn tafeltje gelopen. Zijn glas water hield hij verbazingwekkend goed in evenwicht. Toen hij bij mijn tafeltje was aangekomen, bleek hij een limonadeglas vol wodka in zijn hand te hebben. De barmensen keken of ik deze dronken man wel aan mijn tafel wilde hebben en gebaarden met een barmannenbeweging dat zij me zouden komen helpen als hij lastig werd. Ik gebaarde met een merelrozebeweging dat ik vriend M. van vroeger kende en dat het helemaal niet erg was, zelfs bijzonder grappig.
Vriend M. vertelde hoe hij in deze staat was beland. Toen de ene kroeg dichtging, en die erna ook, en de volgende, spoorde hij de mensen die hij een warm hart toedroeg (hij sprak opvallend volzinnig) aan om samen naar een plek in de Jordaan te gaan, ik kende het wel dacht hij, hij noemde twee voornamen en ik dacht even dat hij zijn ouders bedoelde, maar dat leek mij niet logisch en hij vroeg mij hoe het in godsnaam kon dat ik die plek in de Jordaan niet kende en ik antwoordde dat ik al tijden niet meer zo laat uit was gegaan na sluitingstijd, gewoon als de kroeg dichtgaat naar bed en niet per se door willen gaan en hij vond het ongelooflijk want ik ging toch altijd zo vaak uit maar kon ik ook acht uur slapend op mijn rug liggen of bewoog ik gedurende de nacht misschien op mijn buik of op mijn zij want een vriend van hem moest alleen op zijn rug slapen maar hoe kon hij dat nou controleren, je kon er oesters eten, bij de plek in de Jordaan, niet zomaar voor iedereen toegankelijk en zeker niet voor mensen die alleen maar dorst hadden, hij had geDJd in het cafe waar we nu ook zaten maar ze hadden zijn playlist afgezet dat was niet erg want de andere DJ was ook goed geweest, goed goed, maar de kroeg sloot om 1 uur
Hij haperde.
Het werd stil.
Hij leek heel even in slaap gevallen te zijn met zijn ogen open.
‘Er gebeurt nu al’, hij keek op de klok, ‘zo’n vijf uur helemaal niets meer’, zei hij neerslachtig.
Geef een reactie