Er stond een enorme jeep op het fietspad. Het gevaarte kwam uit een dwarsstraat en was te ver doorgereden zodat zijn voorwielen midden op het fietspad stonden. De jeep was zo groot dat er om heen rijden ook geen optie was. De fietsers stapten vermoeid af.
Voor de legergroene jeep was een Aziatische jongen gaan staan.
Hij was van zijn fiets afgestapt en had zijn arm boos uitgestrekt naar de bestuurder. Hij tikte met zijn vinger op zijn voorhoofd en wees vervolgens naar de man achter het stuur van de jeep.
Hij schold in een taal uit Azi?.
Kwaad was hij.
Het plaatje kwam me bekend voor. De jongen, de jeep.
Toen de jeep wegreed, wist ik het ineens.
Het was de foto van de student in Beijing, plein van de Hemelse Vrede.
Zomaar, op een maandagochtend in Amsterdam.
Geef een reactie