Ze stapte in bij Amsterdam Amstel, samen met twee jongens. Ze ploften neer in een vierzit, luid pratend over het weekend, net iets te hard. De jongens stapten uit bij Duivendrecht. Ze gaven het meisje een enkele kus op de mond.
Het meisje ging verzitten zodat ze met de rijrichting mee zat. Ze pakte een spiegeltje en begon haar gezicht uitgebreid te bestuderen. Af en toe krabde ze een oneffenheidje weg. Ze tuitte haar lippen en maakte ze nat. Voldaan keek ze naar haar evenbeeld.
Toen klapte ze het spiegeltje dicht.
Even zat ze stil en keek ze naar buiten. Toen pakte ze haar mobiele telefoon. Ze speelde er mee, ging met haar duim langs haar hele adresboek, op en neer, en bleef uiteindelijk bij een naam hangen. Ze begon te bellen. De trein was net van station Duivendrecht vertrokken.
Ze belde duidelijk met een vriendin. Ze had het over jongens, iemand vond haar leuk, maar ze wist niet zeker of ze hem ook wel leuk vond, hij was toch een beetje een sukkel, maar hij had wel bloemen voor haar meegenomen, dus goedgemanierd was hij wel. Misschien een beetje te. En ze vond zijn schoenen lelijk.
We kwamen bij Utrecht Centraal. Ze was nog steeds met haar vriendin aan het bellen. Ze had een gala, maar nog geen jurk, ze kon die van vorige keer wel aan, maar ook eigenlijk niet, want dat hoort niet zo, twee keer hetzelfde en bovendien had ze zin om te kopen. Zolang ze er maar niet zo uit zou zien als Frederique, waaah, hahaha.
We kwamen aan bij Ede/Wageningen. Ze was nog steeds aan de lijn met haar vriendin. Colleges waren besproken, haar nieuwe huisje in Amsterdam, het zadel van haar fiets, de rest van het dispuut.
Het eindstation Arnhem kwam in zicht. ‘Oh, ik ben er hoor’, zei ze tegen haar vriendin, ‘ik zie je zo’. En ze hing op.
Op dat moment stond een statige vrouw van middelbare leeftijd op uit de vierzit naast haar.
‘Ik heb me vanaf Utrecht Centraal enorm zitten opwinden over jouw telefoongesprek’, zei de vrouw tegen het meisje. ‘Zo lang bellen, alsof je in je eentje in de trein zit, zo hard, echt walgelijk. En als het nou nog eens ergens over zou gaan. Maar nee. Al dat geklaag, dat gedraai, dat geklets. Jij hebt mijn treinreis verpest, besef jij dat wel?’
Het meisje kromp ineen en werd zo rood als het waarschuwingslampje op haar mobiele telefoon.
Ze werd gebeld.
Snel drukte ze diegene weg.
Geef een reactie