De geur van chloor komt me tegemoet alsof ik zojuist een fles Glorix heb leeggesnoven. Meteen vult mijn hoofd zich met herinneringen. Zwembad De Slag, een plastic portemonnee met een gleuf erin, de plakkerige snoepjes, vlaggetjes op mijn badpak, natte WC’s, de ijskoude haak, het vrij zwemmen kwartiertje.
Sinds tijden lig ik weer regelmatig in een zwembad. Mijn knipkaart is al halverwege.
Zwemmen is psychologische oorlogvoering.
In het 25 meter bad waar ik mijn baantjes trek, wil iedereen minstens twee vierkante meter voor zichzelf alleen. Voor 3 euro denkt men recht te hebben op meters ruimte en vrij uitzicht. Net als in het echte leven heb je hier mensen die opzij gaan en mensen die niet van wijken weten. Mensen die niet eens door lijken te hebben dat er ook andere mensen aan het zwemmen zijn en mensen die het bad verlaten omdat ze worden gepest door de nietwijkenden.
Zo is er de kale man met zwembril. Hij heeft een eigen zwemplankje dat hij stevig voor zich uithoudt tijdens het zwemmen. Zijn tempo laat te wensen over, maar erger nog is zijn keermethode: hij zwemt zijn baantje heen en weer, precies op dezelfde plek. Dus als je achter hem zwemt, knal je bij zijn draai tegen hem op. Hij heeft geen humor.
Dan is er de Rus. Hij is groot als een gewichtheffer. Hij heeft een vlassig baardje en rossig haar. Bij het zwemmen houdt hij zijn hoofd schuin, alsof hij waarschuwend naar je kijkt en elk moment kan aanvallen. Hij is zo groot, dat iedereen meteen uit de weg gaat. Als hij aan zijn baantje begint, duiken de andere zwemmers meteen opzij om de eigen positie te opnieuw bepalen.
Er zijn altijd wel gekken. Zoals de man die minutenlang als een bang vogeltje in de startstand op de rand van het bad bleef zitten. De rest van de zwemmers bekeek hem wantrouwend, alsof hij ineens uit zijn nederige positie boven op hen het bad in zou springen. Wat hij niet deed. In plaats daarvan ging hij hangen aan de trap naast het zwembad en deed hij een half uur lang krachtoefeningen.
De homo’s zijn er meer voor het lopen op de rand van het bad. Veel bekijks, zwembroekjes die weinig te raden over laten, glad gelach en geflirt. Alleen even het water in om de wetlook te perfectioneren.
Er is de kleine man met de moedervlek op zijn hoofd die eruitziet of hij moet huilen. Hij woont nog bij zijn moeder thuis terwijl hij de veertig gepasseerd is.
Er zijn de mensen die alleen voor het sociale aspect gaan zwemmen, die de baantjes ophouden door hun interessante gesprekken. Er zijn er die willen laten zien hoe goed zij de borstcrawl beheersen en dit alleen kunnen door met veel gespatter het halve bad tot stilstand te brengen. Er zijn echte zwemmers die het lichaam hebben van een vis en die worden opgehouden door het gepeupel, de rest van het bad.
En er is ik.
Ik oefen mijn onderwaterplaybacktechniek terwijl niemand kijkt. Ik zwem baantjes zonder armen of zonder benen om mezelf wat afleiding te geven. Ik wijk nog veel te vaak uit voor Russen en kleine mannetjes, maar er komt een dag dat iedereen weg zal stuiven bij de aankondiging van mijn komst.
In het water droom ik van gouden medailles en grootse overwinningen. Ik zal zeker worden ontdekt als supertalent. Ik ben uniek, op mijn leeftijd nog, en dan zonder training al zo goed. Waar haalt ze het vandaan. Neerlands trots op de Olympische Spelen.
Eenmaal uit het water dringt de realiteit tot me door. De badmeester heeft alweer mijn perfecte zwemslag niet opgemerkt, het bad gaat ondanks mijn vertrek rustig door met oorlogvoeren en na de douche staat er geen perspeloton bij de uitgang van het gebouw.
Nog even oefenen.
Geef een reactie