Ik had een meeting met Boris B.
Boris B. vierde gisteren zijn zevende dag. Ik zocht de pasgeborene op in zijn huis in een nieuwbouwwijk nabij het stadje ’s G.
Ik was een halte te vroeg uitgestapt en ik doolde eerst door straten met namen van belangrijke militairen en vervolgens door lanen met extravagante vogelnamen. Boris B. woonde ook in een vogelstraat, dus ik was op de goede weg. Ik liep van Zilvermeeuwlaan tot Scholekstersingel maar zijn huis kwam nog niet in zicht.
Op straat speelden kinderen met een bal. Dat zag ik Boris B. over een aantal jaren ook wel doen. De zon kleurde de moderne bakstenen mooi rood en achter het glas van de doorkijkwoningen ging Nederland aan tafel. Heel in de verte stak een oude kerktoren schril af tegen het nieuwe materiaal van de uit de klei gestampte wijk.
Ik was verdwaald. Er was niemand op straat. In de verte ontwaarde ik twee mannen die een tegelvloer aan het maken waren in hun nieuwe voortuin. Ik vroeg de weg. Ze wisten het niet. Net komen wonen.
Ik vroeg de weg aan een man die zijn vuilnis in een grote stortkoker gooide. Hij kon alleen zeggen dat ik op de goede weg was, want alle straten hadden hier vogelnamen. Duh. Er kwam een dure BMW aan maar de inzittenden hadden alleen oog voor hun baby en aktentas. Ik was verdwaald in een doolhof van vogels en nog leegstaande huizen.
Toen stond ik ineens waar ik moest zijn. Boris B. bleek een knappe kerel met grijpgrage vingertjes. Ik sprak mijn zegen uit en ging weer terug naar huis. Wachtend op de tram zag ik een dieprode zon aan de horizon ondergaan, een prachtig landelijk gezicht. Over een maand of vijf is dit uitzicht verdwenen, dacht ik cynisch, toen ik de zandhopen en bouwmachines zag.
Geef een reactie