“U heeft geen achternaam?”
Ik schudde van nee. Ik stond in een school die in niets aan mijn oude school deed denken. Het was groot, heel groot. Modern, net opgeleverd. Vanuit waar ik stond, kon ik meer dan twintig deuren zien die naar onduidelijke gangen leidden.
Er waren drie receptionisten. Eentje voor het opnemen van binnenkomende lijnen, eentje voor de interne communicatie en eentje om mij te woord te staan. De laatste had mij net gevraagd of ik geen achternaam had. Ik kwam voor een lerares maar ik wist alleen haar voornaam. “Weet je wel hoeveel mensen hier werken?”, vroeg de receptioniste met geblondeerd haar verveeld.
“Neemt u maar even plaats”. Ze wees op een ongezellig zitje. Ik bleef liever staan.
Samen met mij waren twee meisjes binnengekomen. De een had een ouderwetse hoofddoek, de ander een moderne variant. Ze giechelden. Terwijl de receptioniste met de andere twee receptionisten een plan bedacht om mijn lerares te vinden, waren de twee meisjes zenuwachtig aan het fluisteren. “Wat nou als ze niet weten wie hij is?”, zei de een. “Echt wel, dat kan niet, hoe zou dat nou kunnen?”, zei de ander. Het ene meisje keek omhoog naar het plafond van het geweldige gebouw. “Het is hier groot hoor, je moet hier echt vet gek zijn om op te vallen”, fluisterde ze.
De ene receptioniste werd voor mij aan het werk gezet. Ze was bezig een lijst van leraren door te nemen die zo lang was als het telefoonboek van een kleine stad. De ander opende het schuifraampje voor de meisjes en vroeg hun wat zij voor hen kon doen. “We zoeken Tim”, zeiden de meisjes bijna gelijktijdig. De receptioniste zuchtte.
“Hebben jullie een achternaam?”
Geef een reactie