‘We hebben een probleem, he, maandag?’
De vrouw in de bakker sprak niet tegen mij. Ze had me net gevraagd wat ze voor me kon doen. Maar in plaats van mijn elfzadenbrood te snijden praatte ze nu met haar collega.
Haar collega had de helft van de leeftijd van de vrouw. Ze kon nog niet zo lang van school af zijn.
‘Hoezo?’, vroeg het meisje.
‘Al het openbaar vervoer gaat staken’, zei de vrouw in onvervalst Amsterdams. ‘In Amsterdam en ook daarom heen’, voegde ze er nog even aan toe.
‘Ja, doeiii’, zei het meisje verontwaardigd, ‘dat kan toch niet’.
De vrouw legde het meisje ongevraagd haar levenservaring op. ‘Oh jawel, toch is het zo, ik zou maar wat gaan regelen als ik jou was’, zei ze.
Het meisje was even stil.
‘Een elfzadenbrood, was het toch?’, vroeg de vrouw. Dat was tegen mij. Ik knikte. De vrouw pakte een brood van de bovenste plank en legde het in de snijmachine.
Het meisje stond heel hard na te denken.
‘Hoe moet ik dan naar me werk?’, vroeg ze aan de vrouw. ‘Moet ik zeker op de fiets!’. Ze gooide er een sarcastische haha achteraan.
Ik had net 15 minuten door de stromende regen gefietst. Ik had de fiets tegen de pui van de bakker gezet en stond nu uit te druipen in de winkel. Ik was door- en doornat. Het meisje keek naar mij en ze zwoer stilletjes dat ze zichzelf nooit zo zou verlagen als met een fiets.
De vrouw overhandigde mij het brood. Het meisje zei: ‘Ik weet het ook niet. Ik ga nu mijn vriendje bellen’. Ze pakte haar mobieltje uit haar schort.
Ik vroeg om een tasje – zelfs het plastic om het brood zou de volgende vijf minuten fietstocht met dit weer niet overleven.
Geef een reactie