Als de primaire levensvoorwaarden je in de steek laten, zijn het de secundaire voorwaarden die het voor je moeten doen.
Zo was er de man van de dierenwinkel waar ik nog nooit was geweest. Ik wilde graag 5 kilo poezenvoer en stond naar de speeltjes voor de kat te kijken. Soms pakte ik iets uit de plastic doosjes om te kijken of het rammelde of piepte. Ik liet de gekke beestjes over de toonbank lopen, snuffelde er wat aan en maakte zelf wat extra piepgeluiden.
Ik besloot een gevlochten konijntje te nemen met een rammelaar in zijn buik. De man van de dierenwinkel vroeg of ze ook zo hielden van die kleine nepmuisjes met kattengras erin. Ja, riep ik, en voor ik het wist was ik een lang verhaal aan het vertellen waarin ik op onnavolgbare wijze Maus en Ronja nadeed. De man van de dierenwinkel was groot en sterk en een beetje grof in zijn gezicht. Hij keek me even heel vriendelijk aan, greep met zijn grote hand in de pot met muizen en stopte er een paar in mijn tas. ‘Die zijn van mij’, zei hij.
Ook was er mijn daklozenkrantverkoper, die meer overzicht heeft dan ik had kunnen vermoeden. Hij ziet mensen komen en gaan, houdt de buurt in de gaten, weet wie er bij wie hoort. Toen ik deze week woedend en toch energieloos de Albert Heijn uitliep en hem geen blik waardig gunde, kwam hij naar me toe toen ik mijn fiets van het slot haalde. Hij spreekt nauwelijks Nederlands maar vroeg aan me: ‘Gaat goed?’
Ik zou hem hebben kunnen omhelzen vanwege deze vraag (maar hoewel ik geen smetvrees heb, ging me dat toch te ver).
Er was de fietsenmaker, want natuurlijk ging mijn band gisteren lek. Hij wilde me vanwege de OV staking wel een leenfiets meegeven, want wat moet een mens in Amsterdam zonder fiets? Maar een meisje dat toevallig langsliep, zei dat de trams in Amsterdam wel reden, vanwege de eerdere staking.
De fietsenmaker belde voor mij naar het peperdure OV9292 om er zeker van te zijn dat ik netjes op mijn werk zou komen.
Dat was fijn.
En er waren de mailtjes van C.