Het is Nationale Gedichtendag vandaag. Een goed excuus om eens een mooi gedicht te plaatsen.
Ik hoefde niet lang over een gedicht na te denken, want vorige week nog citeerde ik er uit eentje.
Klinkt stoer h?.
Die Merel, kent allemaal gedichten uit haar hoofd, die ze te pas en te
onpas citeert. Iemand: ‘Ik heb zin in een sigaret’. Merel: ‘Ken je het
verlangen naar een sigaret / naar die gelukkige tijd dat je nog rookte?
(…) Sinds ik dit bedacht begrijp ik veel meer. / Het verlangen naar
een sigaret / is het verlangen zelf’, zoals Rutger Kopland al
dichtte’
Maar zo was het niet. Er kwamen een paar woorden uit mijn mond over
praktische bezwaren die in weg stonden. Ik wist de titel van het
gedicht niet, de dichter niet, en de exacte context niet. Ze klopten
ook eigenlijk helemaal niet bij wat die ander zei, maar ineens waren ze
er, die woorden, in een kadans, een ritme dat ik van vroeger kende.
Thank God for Google, wederom. Hoe anders is mijn leven door Google.
En thank God for gedichten, want hoe mooi bleek uiteindelijk het
gedicht te zijn. (And thank God niet for God zelf want die zorgt alleen
maar voor oorlog, tsk).
Hierbij! Het Huwelijk. Van Willem Elsschot, natuurlijk.
Het Huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
Geef een reactie