In Madrid stond een huurauto voor ons klaar. Een echte Seat Ibiza. Niemand zou ons nog voor toeristen aanzien!
We reden meer dan 400 kilometer door het landschap van La Mancha naar het zuiden.
Af en toe trotseerden we een windmolen en zagen we de schimmen van Don Quijote en Sancho Panza voorbij galloperen.
Vroeg in de avond kwamen wij aan in Cordoba.
Daar zagen we de reden van de overboekte hotels: het ene bruidspaar na het andere verliet dolgelukkig de Mezquita, een stoet aan gasten in hun kielzog meeslepend die allen wilden overnachten. We maakten kennis met de Andalusische smalle straatjes waarvan je zeker weet dat er geen auto in past en waar vervolgens een bus uit komt.
We deden onze mouwen uit om ze de rest van de vakantie niet meer aan te trekken.
We slenterden door het stadje dat ons verwelkomde als oude familieleden. We aten wat tapas op een terras, dronken Alhambrabier en kregen bijna sherry (fino) in plaats van wijn (vino).
De volgende dag liepen we na de prachtige Mezquita te hebben bezocht maar wat in de rondte. Achter elke hoek zat wel weer een mooi straatje, een pleintje of een sinaasappelboomgaard.
We raakten de weg constant kwijt en kwamen op plekken waar we anders nooit waren geweest.
Overal kwamen we kruizen tegen die met bloemen werden versierd: de traditionele cruces del Mayo.
We aten een lunch op een terras met een grappige ober die ons dwong zijn wijn op te drinken.
Toen wij in ons krakkemikkige Spaans uitlegden dat wij nog moesten rijden, puilden zijn ogen uit en moest hij onbedaarlijk lachen.
“No es problema!”, riep hij luid.
Het waren de eerste 24 uur van onze tocht.
Daarna zetten we alweer koers naar Sevilla.
Ik zou Cordoba best nog wel eens wat langer willen zien.
Geef een reactie