De Alpujarras haalden we niet, we kwamen vast te zitten in de spits van
Malaga. Dus reden we door naar Granada. Een stad die me niet, zoals
Sevilla, meteen inpakte. Ik vond het er onverzorgd, onoverzichtelijk en
kon er mijn weg niet vinden. Gelukkig zaten we er het langst, want na een
paar dagen begon ik de charme van het stadje in te zien.
Het Alhambra is d? attractie van Granada. Ik dacht dat het een gebouw
was, maar het is een heel gebied met verschillende gebouwen, tuinen en
paleizen. Mensen kopen ’s ochtends
kaartjes waarmee ze pas ’s middags naar binnen komen, en eenmaal binnen
mag je maar een beperkt aantal uren daar blijven. Ook is er een
tijdslot voor het Palacio Nazaries, het Morenpaleis. Elk half uur mogen er 300 mensen naar binnen.
Helaas maken al die mensenmassa’s de ervaring niet romantischer. Soms
had ik het idee dat ik aan een groepsreis meedeed met honderden mensen.
Maar gelukkig vonden we ook stille plekjes en verrassende doorkijkjes.
Het uitzicht op Granada was indrukwekkend. Uren turen in de zon.
Zoals op meer plekken in Andalucia zijn de islamitische en katholieken
bouwstijlen gemengd. Hoe vreemd is het om na het Palacio bezocht te
hebben, ineens in het Romeins aandoend paleis van Carlos V terecht te
komen. Die Carlos was een beetje gek. Hij liet de Moorse gebouwen
compleet verbouwen (zoals de Mezquita) om vervolgens te zeggen: als ik
had geweten dat jullie er dit van zouden maken, dan had ik nooit
opdracht gegeven. Tsk. Beter eerst nadenken, pipo.
Geef een reactie