Toen ik mij deze zomer vrijwillig opsloot in een huisje aan zee, kreeg ik dagelijks bezoek van het konijn.
De eerste keer dat het me overkwam, stond ik zo roerloos mogelijk te kijken naar het beest achter het glas van het huisje.
Ik vond het een unieke ervaring. Dat zo’n beestje helemaal naar de tuin van juist mijn huisje was gekomen!
De tweede keer dat het me overkwam, was ik misschien nog wel verbaasder.
Het konijn had het leuk gevonden en wist nog precies welk huisje van mij was!
De derde keer dat het me overkwam, pakte ik mijn fototoestel. Vanachter
het glas maakte ik een kiekje. Door het geluid van de camera sprong het
konijn rustig maar wel geschrokken weg.
De vierde, vijfde en zesde keer dat ik het konijn zag, begon het al een
beetje normaal te worden. De zevende keer zei ik het konijn gedag. De
achtste keer deed ik de deur open. De negende keer zat ik met het
konijn samen in de tuin. De tiende keer vroeg ik me af waar het konijn
in godsnaam was, toen het beest vrolijk huppelend op me afkwam. De keer
erna had ik een goed gesprek met het konijn. Ik legde uit dat onze
relatie niet eeuwig kon duren, dat ik ooit weer terug zou gaan naar
Amsterdam.
Het konijn legde zich teneergeslagen neer bij deze opmerking, maar was blij dat ik duidelijk was.
De laatste dagen in het huisje aan zee hoefden we elkaar niets meer te zeggen.
Tevreden snufte het konijn aan de paddestoelen in het gras terwijl ik mijn literatuur las in een van de tuinstoelen.
Zo eenvoudig kan het leven zijn.
Het is een troostrijke gedachte.
Geef een reactie