Het was duidelijk dat ik zou vallen. Het duurde een hele tijd, wel honderd uur leek het, ik was me er volkomen van bewust dat ik er niets aan kon doen om het te voorkomen – en toen gebeurde het ook echt. Keihard, op de stoep, een krachtige schuiver. Mijn fiets bovenop me. Racend voor het groene stoplicht om onbegrijpelijke reden de macht over het stuur verloren. Haastige spoed.
De hele club fietsers die ik zojuist had ingehaald ontfermde zich over mij. ‘Hoe kon dat nou gebeuren?’ en ‘Gaat het wel?’ en vragend ‘Weet je het wel zeker?’
Een jongen met een sterke arm trok me onder mijn fiets vandaan. Ik zag zijn gezicht niet. Ik stond weer, ik was niet echt gewond, zei ik, terwijl ik een bijtende pijn voelde opkomen aan de rechterkant van mijn lichaam.
“Wat deed je nou?”, vroeg de jongen.
“Het stoplicht was wit!”, zei ik.
“Groen, bedoel je”, zei hij.
“Ja, wit”, zei ik.
Toen snapte ook ik dat ik hard was gevallen.
“Hee, je sokken zijn kapot”, zei een man met een zwaar accent, terwijl hij op mijn been wees.
Mijn panty, helemaal aan flarden, grote schaafwonden in mijn vel.
Ineens voelde ik de pijn aan mijn voet.
Geef een reactie