Onze stamkroeg ging normaal gesproken pas om acht uur ’s avonds open. Maar voor Nederland-Argentinië maakte de kroegbaas die zomerse middag een uitzondering. Met slechts vijf punten in de eerste ronde waren we groepswinnaar van de poule geworden. Gelijk tegen zowel België als Mexico. In de achtste finale tegen Joegoslavië wist Davids pas in de 92e minuut de winnende goal te scoren.
De wedstrijd tegen Argentinië ging iedere voetballiefhebbende Nederlander daarom terecht met angst en beven tegemoet.
Argentinië!
Ook dat nog!
Het was stervensdruk in de kroeg, het was er warm en het scherm was niet bijzonder groot. Gelukkig (dat was geen toeval) had ik een mooi plaatsje weten te veroveren, waardoor ik zowel uitzicht had op het veld als, met een draai van mijn hoofd, op de bar.
Het is de wedstrijd van het Nederlands Elftal die ik het intensiefst heb beleefd van allemaal. Alsof ik de strijd daarna over en over in de herhaling heb gezien, zo goed kan ik me voor de geest halen wat er die middag gebeurde. In mij ontlaadde voor het eerst de echte fanatieke moetenwinnendrift. Als we dit toch zouden winnen, tegen deze tegenstander … het kon bijna niet waar zijn. Maar als het zou gebeuren, zou ik er getuige van zijn.
De eerste goal van Kluivert in de 12e minuut zorgde voor een enorme ontlading. De mensen in de kroeg sprongen op, zweefden even collectief boven de met zand bestrooide houten vloer. De barman begon spontaan een rondje van de zaak te tappen. Hij was daar nog niet mee klaar, of de feestvreugde was al voorbij.
1-1.
De rust was slopend.
De minuten na de rust ook.
Toen kreeg Arthur Numan, wiens zus nota bene náást mij stond op dat moment!, een rode kaart. Verslagenheid alom, hevige treurnis, woedende gezichten, verbijsterde blikken. De machteloosheid van de voetbalsupporter. Wegwerpgebaren, mensen die al naar buiten liepen. Het zou nooit meer goed komen. Argentinië zou ons met een man meer zéker makkelijk kunnen verslaan.
Maar daar was Edwin van der Sar. De normaal zo rustige keeper voerde voor de gelegenheid een prachtig staaltje theater op, door de aai die hij van Ortega kreeg tot een aanval op zijn leven uit te vergroten. Schuimbekkend viel hij neer in zijn strafschopgebied. Tien tegen tien.
En toen gebeurde het.
De pass van Frank de Boer, vanuit een welhaast onmogelijk positie en afstand, helemaal linksachter op het veld, naar Dennis Bergkamp, de balletdanser, rechtsvoor. De een-na-laatste minuut van de wedstrijd.
Die aanname. Wonderschoon, beheerst, subtiel.
Het afmaken. Niet alleen doeltreffend, maar briljant.
Terwijl de mensen om mij heen explodeerden van vreugde, terwijl onbekenden elkaar in de armen vlogen, terwijl de stad kreunde onder het gewicht van de stampende massa, keek ik om naar de barman. De zo stoere, voor niemand bange barman veegde snel zijn tranen weg, deed even zijn ogen dicht om van dit moment te genieten en begon toen snel, om zijn emoties te verbergen, aan het tappen van zo veel mogelijk bier. Zijn ogen samenknijpend tegen nog meer tranen, zijn mond verwrongen in een gekke grimas. Intense blijdschap op een stug gezicht.
Een uur later stond ik beschonken in de Albert Heijn.
De Argentijnse biefstuk was in de aanbieding.
Geef een reactie