Ondanks de vertraging van tien minuten was de coupé nagenoeg leeg. Ik installeerde me alsof het mijn eerste werkdag was en ik mijn nieuwe bureau mocht inrichten. Cappuccino op het tafeltje, tas tegenover me, krant in de hand. De kans dat er iemand bij zou komen was miniem. Ik maakte me mijn vierzits tevreden eigen.
Bij het volgende station stapte een zwaarlijvige man in. Ik knikte hem even vriendelijk toe en ging ervanuit dat hij in een van de andere lege vierzits plaats zou nemen. De man plofte echter neer op de plek schuin tegenover mij. In mijn vierzits. Ik herhaal: de rest van de coupé was nagenoeg leeg. Lege vierzits alom.
Hmpf.
Ik keek mijn krant in, terwijl ik een wenkbrauw optrok. Ik vond het teleurstellend dat mijn assertiviteit niet verder bleek te reiken dan deze spiertrekking. De man had echter het recht om daar te zitten, dus ik had het recht niet hem weg te sturen. Zijn knieën raakten de mijne. Ik keek even op. De man keek me vriendelijk glimlachend aan.
De trein begon te rijden. In de krant las ik een artikel over een voetbalwet. Met mijn andere oog hield ik de man in de gaten. Die wilde blijkbaar graag uit het raam kijken, want hij boog zich voorover richting het glas. In zijn trage beweging raakte hij mijn krant. Ik trok de krant geïrriteerd weg om aan te geven dat hij mij stoorde.
“Oeps”, zei de man, alsof hij per ongeluk voorover was gebogen. Hij ging weer rechtop zitten. Mijn wenkbrauw deed het trucje opnieuw. Ik sloeg de pagina van de krant om en nam een slokje van mijn koffie. Toen ik een pagina verder was, boog de man opnieuw voorover, alsof hij bijziend was en de vlekjes op het raam van dichterbij wilde bekijken. Zijn houding had iets volstrekt onnatuurlijks. Zijn dikke buik leunde op mijn bovenbeen.
“Euhm”, zei ik, terwijl ik ging verzitten om ons lijflijk contact te minimaliseren. Wat moeilijk was, met zijn enorme lijf in deze beperkte ruimte, ook al zaten we schuin tegenover elkaar.
“Sorry”, zei hij, en hij ging weer rechtop zitten.
De man trommelde ongeduldig met zijn vingers op zijn bovenbenen. Hij leunde weer een beetje naar voren. “Tering man, als je uit het raam wilt kijken, ga dan ergens anders zitten”, mimede ik met mijn wenkbrauw.
Toen stond hij op.
Eindelijk.
De man keek al staande even om zich heen waar hij zou gaan zitten en plofte toen neer op de plek naast mij. Zijn heupen pasten maar net naast de mijne.
“Zo”, zei hij tevreden.
Geef een reactie