Ze kwamen me tegemoet op het fietspad. Een wat dikke jongen en een klein jochie.
"Mevrouw mevrouw wacht", zei de dikke. Hij zat op een kinderfietsje dat veel te klein voor hem was. Zijn te grote buik paste maar net tussen het stuur en het zadel.
"Hij heeft geld nodig", zei de jongen, terwijl hij op het kleine jochie wees. Het kleine, iele jongetje was leeftijdloos. Hij kon acht zijn en een langzame groei hebben of misschien was hij nog wel vier. Hij had een dun lijfje en een spits koppie. Op zijn voorhoofd zat een donkere pigmentvlek.
"Hij spreekt geen Nederlands", zei de dikke jongen over het kleine jongetje.
Het kleine jongetje ging nog verdrietiger kijken dan hij ervoor al had gedaan.
Het was meelijwekkend, mijn moederhart brak.
Op mijn meelevende blik begon de dikke jongen heel hoopvol te kijken.
"Hij heeft geld nodig voor om te eten", zei de dikke jongen.
"Zijn moeder is dood."
Arm, klein jongetje, het werd steeds erger.
Het jongetje keek droef, maar ook een beetje verbaasd.
"Is dat waar?", vroeg ik aan het kleine jongetje.
"Ja", zei hij snel, "mijn moeder is dood en ik moet eten."
"Ik vind dat je best goed Nederlands spreekt", zei ik.
De dikke jongen keek beschaamd naar mij en boos naar zijn kleine vriendje.
Met een grote glimlach op mijn gezicht fietste ik door.
1-0 voor mij.
Geef een reactie