We liepen door het bos.
Er was geen weeralarm.
De vogeltjes kwetterden erop los, de zon liet zich af en toe
lenteachtig zien en er waren honderden sneeuwklokjes die ik steevast
winterkoninkjes noem.
"Je telefoon gaat", zei ik.
"Dat zijn de vogels."
Ik zat beneden in de keuken te praten. Een gesprek te voeren.
De fluitketel floot, de poes sprong op schoot, de ander op tafel.
"Je telefoon gaat", zei ik, terwijl ik naar de verdieping boven ons wees.
"Dat is een cd van Bach."
Geef een reactie