Op straat stonden twee jongens naast elkaar naar boven te kijken. De een had een dik touw vast, dat vanaf het zolderraam naar beneden hing en voor het grootste gedeelte in een kluwen op de stoep lag. De jongens volgden het touw met hun blik. Uit het zolderraam werd langzaam de onderkant van een kast zichtbaar.
'Niet trekken!', riep een stem van een onzichtbare vrouw van boven. Het was een achterdochtig roepen, alsof ze in het geheel niet zeker was van deze operatie.
De jongens staarden naar boven, deden niets, wachtten af.
'NIET trekken!', riep de vrouwenstem, iets harder.
De jongens keken elkaar kort aan en richtten hun blik toen weer op het zolderraam.
De kast werd een klein stukje verder naar voren geduwd. De jongens stonden er relaxt bij alsof ze alle tijd van de wereld hadden.
'Niet trekken!!!!', riep de vrouw, die even verhit haar hoofd uit het raam stak, om te controleren of alles beneden nog goed ging.
De kast bleef nog even waar hij was, nog niet ver genoeg doorgeschoven om angstaanjagend boven de afgrond te kunnen balanceren.
'Nog niets doen!!!!'
'Hard kan ze schreeuwen hè?', zei de ene jongen.
'Ja', zei de ander, terwijl hij zijn nek wat rust gunde door even naar de stoep te kijken.
'Zeker voor een vrouw.'
Geef een reactie