De Engelenbaai lag er vredig bij in windstille kalmte, het strand was leeg. De schittering van de ochtendzon op het azuurblauwe water was al net zo sterk als op het heetst van de dag, als het strand vol zou zijn met lijven in vele gedaanten en verschillende schakeringen bruin. De stad ontwaakte, terwijl ze door de smalle straatjes van de oude stad liep, op weg naar de bus die haar naar het vliegtuig zou brengen. Een luik ging open en een dame groette haar. Bij het café op de hoek zaten wat oude mensen al aan de koffie.
Even later zou ze de stipjes op het strand ontwaren, zou ze de baai in zijn geheel zien, zou ze de schittering van de felle zon op het water zien, zou ze van grote hoogte de sporen zien die de boten in het water achterlieten.
Nog weer even later zou ze zich verbazen over de grootsheid van de Alpen en zou ze ontroerd raken van bijna ongelooflijke ordentelijkheid van de Hollandse polders. Ze zou het machtig mooi vinden. En ze zou terugkijken op vier heerlijke dagen echte vakantie. Met prachtig weer, goed gezelschap, lekker eten en drie indrukwekkende boeken. Ze zou koffie maken, als ze thuis was. Met opgeklopte melk, die nog steeds houdbaar was.
Geef een reactie