Bij de halte Onderuit stormden elf blonde jongetjes de tram in.
Blond, blank en blauwogig.
Een van hen bleek een meisje.
Ze gingen met z'n allen naar een theatervoorstelling.
Dat trof, ik ook.
Er was iemand jarig.
'Ik heb de film geziehien', zei een van de jongetjes.
De helft van de jongetjes zei 'ik ook, ik ook, ik ook, ik ook'.
Daarna stonden ze bijna allemaal op en renden ze door het gangpad, waarbij ze heel veel lawaai maakten en elkaar openlijk probeerden te verwonden.
Tot ze tegen de moeder opbotsten die net klaar was met twaalf keer stempelen.
'In januari ga ik naar Ciskeeeee', zei een van de jongetjes. 'In Carréhéé.'
'Ik ken de jongen die Ciske speelt', zei een ander.
'Echt?', vroeg de een.
'Ja, maar één van de Ciskes hoor, want er zijn er drie.'
Het was even stil. Heel even.
Heel even was het net alsof de jongetjes niet in waren gestapt.
'Ik ken alleen een van de jongetjes in de klas van Ciske op het podium', zei toen een ander.
'Ken je die Ciske van school?'
Dat was de moeder.
'Nee', zei het jongetje dat Ciske kende. 'Ik ken hem van het vrienden zijn.'
Verderop sloeg een van de jongetjes een ander jongetje keihard tegen zijn hoofd.
Die vond dat heel normaal en sloeg het jongetje net zo hard terug.
Deze actie herhaalde zich een aantal maal, tot een van de twee keihard begon te gillen.
Dat keihard gillen, dat deed de hoofdpersoon van de voorstelling ook.
Het was namelijk Ronja.
Ronja de Roversdochter.
Die haar lentegroet deed.
Ik doe al jaren de lentegroet in navolging van Ronja, maar het geluid dat uit deze actrice kwam, zal ik mijn leven lang niet kunnen evenaren.
Gelukkig zat ik naast een meisje dat Merel heette, dat zei, toen de acteurs poedelnaakt op het podium stonden: 'Gelukkig hebben ze van die speciale blootpakken aan.'
Geef een reactie