Twee vuilnismannen stonden met oranje hesjes aan te kijken naar de vuilnishoofdman die voordeed hoe je de zak in de vuilniswagen moest gooien. Het waren nog nauwelijks vuilnismannen. Vuilnisjongens, waren het. Vuilnisstagiaires.
Het gooien van een vuilniszak bleek nauw te luisteren. Ze moesten goed opletten, zei de vuilnishoofdman.
Bovendien moesten de jongens proberen een beetje rekening te houden met de fietsers die over de gracht zoefden en moesten ze zich proberen niet te ergeren aan de automobilisten die heel chagrijnig stapsvoets achter de vuilniswagen aanreden.
Er was veel vuilnis.
Er waren in totaal ook veel vuilnismannen.
"De volgende moeten jullie doen", zei de vuilnishoofdman, terwijl de vuilniswagen een aantal meter verder reed.
De jongens sjokten naar de vuilnisverzameling die tussen de Amsterdammertjes was neergelegd. Ze pakten ieder een zak.
De ene leerling gooide de vuilniszak sierlijk in de bak. Van de andere leerling ging de vuilniszak open, precies op het hoogste punt in de lucht.
Er vielen papiersnippers uit, en lege blikjes, en koffiebekers en bananenschillen. Een kantoorpand.
Alles kwam op straat terecht.
"Ja, en stoppen maar!", riep de vuilnishoofdman naar de chauffeur van de vuilniswagen.
"Zo moet het dus niet!", zei hij tegen de vuilnisjongen, terwijl hij de troep op straat ter verduidelijking aanwees.
De geslaagde leerling lachte de andere vuilnisman in spe uit. De leerling keek wraakzuchtig zijn kant op.
"Ja hallo, het was de wind, man, die het deed", zei hij.
Geef een reactie