De kist ging de grond in, begeleid door zacht mechanisch brommen.
Daar ging ze, een van de liefste en stoerste vrouwen van de hele wereld. Mijn ogen waren rood. De overweldigend warme ontvangst die ik bij aankomst had gekregen hadden mijn tranen alleen maar heviger gemaakt.
Ik kon niet naar die kist kijken, die langzaam maar zeker in de diepte verdween.
Voor me stond een haag van mensen en ik vond dat maar beter ook.
Liever herinner ik me haar heel anders.
Heel anders.
Mijn blik gleed weg en mijn oog viel op het graf naast het hare, ogenschijnlijk zojuist pas dichtgemaakt.
Er lag een Feyenoord-sjaaltje over de steen.
De begrafenis was in de buurt van Rotterdam.
Daarna zag ik dat de overledene De Joode heette.
Ik grinnikte. Omdat het, ondanks alles, grappig was.
Maar vooral omdat zij er zeker ook om gegrinnikt zou hebben.
Toen moest ik weer huilen.
Omdat ze er niet meer om zou grinniken.