“Hé, heb je je ziek gemeld?”, vroeg de Man des Huizes, die vakantie heeft, vanochtend. Hij keek me uitgeslapen aan.
“Nee, hoezo?”, vroeg ik.
“Het is kwart voor tien”, zei hij vrolijk.
Snel wierp ik een blik op de nieuwe wekker, die niet was afgegaan. Daarbij draaide ik me om, waardoor het klokje door een klein kiertje tussen het bed en de muur viel. Ik hoorde de wekker op het laminaat neerkomen en een fractie van een seconde later hoorde ik ook het klepje van de batterij de grond raken.
“KWART VOOR TIEN?”, schreeuwde ik.
Forenzen buiten de spits om is heel rustgevend, merkte ik, nadat ik de trein net voor mijn neus had zien wegrijden. Als je dan toch veel te laat bent, maakt het niet meer uit ook. Ik kocht een koffie verkeerd en las mijn krantje.
Pomtidom.
Bij het instappen van de coupé was ik nog steeds zo relaxed, dat ik niet uitkeek en struikelde.
Flatsj.
Mijn nog geheel volle beker koffie viel uit mijn hand, terwijl ik me vastklampte aan een hoofdsteun. De inhoud van de beker golfde gretig door het gangpad. Ik keek lijdzaam toe hoe de koffie zich over de grijze vloerbedekking verspreidde als de vertakkingen van een rivierdelta. De hakken van de vrouwen en bordeelsluipers van de mannen waren de bomen waar de rivier zich met kolkende snelheid omheen vormde.
“Dit is heel gênant”, zei ik tegen mijn medereizigers. Een vrouw keek met een vies gezicht naar de crèmekleurige massa die haar tas nog net niet bereikte.
Je kunt het maar beter gezegd hebben.
“Maar ik ruim het op!”, zei ik, nog heel enthousiast klinkend en ook een beetje als een heldin. Ik maakte rechtsomkeert, ging het trappetje af, naar de wc, en trok de halve wc-rol van de rol. Ik twijfelde of ik niet de benen zou nemen, maar liep terug naar boven en begon de koffie geknield op te deppen. De weinig meelevende maar sterk smalende blikken van de mensen probeerde ik te negeren. Dat was niet makkelijk!
Het bleek onmogelijk.
Nadat mijn voorraad papier zich had volgezogen zag ik tot mijn teleurstelling dat pas ongeveer een vijfde van de troep was opgeruimd.
Ik glimlachte geruststellend en met een rood gezicht naar de reizigers en toog weer naar de wc. Die zat inmiddels op slot en ik wachtte ongeduldig. Toen de wc vrij was, trok ik wederom een lading papier van de rol. Een voorbijganger vroeg me waarom. Ik vroeg me af wat ik zou doen als de rol op was. Ik ging terug naar de koffierivier en begon weer te deppen.
“Toch zonde van de koffie hè”, zei een vrouw hoofdschuddend.
Het toiletpapier van de NS kon niet op tegen de 250 ml koffie. Vier keer liep ik terug naar de wc. Toen was de wc-rol op en dumpte ik een gigantische, druipende massa kleurloos papier in het treintoilet. Ik zwaaide er even naar toen het op de rails terechtkwam.
Gelukkig verdwaalde ik een half uur later, toen ik stinkend naar koffie en warme melk op mijn werk aankwam. En was er, toen ik eindelijk had uitgevogeld waar ik moest zijn, geen computer meer vrij.
Geef een reactie