Jullie moeten zeker gaan kanoën, had de eigenaar van het huisje gezegd, maar doe dat op een warme, zonnige dag.
Er was geen warme, zonnige dag en die zou er ook niet komen.
Dus gingen we tegen beter weten in gewoon toch op pad, naar de kanoverhuurders, in de hoop dat we zonder al te nat en koud te worden een peddeltje zouden kunnen maken.
We reden verkeerd. En daarna nog eens. We kwamen terecht op een C-weg die niet op de kaart stond. De bewegwijzering hield op.
“We gaan het nooit meer halen”, zei ik. De kanoverhuurders zouden ons om 11.30 uur naar het vertrekpunt brengen. “Fuck it”, zei ik.
Toen we de weg weer hadden gevonden, ging het regenen. Dikke druppels ketsten tegen de voorruit.
“We gaan met dit weer écht niet kanoën”, zei ik. Ik ritste mijn vest nog wat verder dicht, en zette de verwarming in de auto aan. “Fuck it”, zei ik.
We kwamen er toch. Twintig minuten te vroeg. De lucht zwaar van naderende plensbuien, maar we hadden het gered. Een lichtpuntje. Toen zagen we dat we aan de verkeerde kant van de rivier stonden. We zagen de verhuurplek, we zagen de kano’s liggen, het busje dat ons weg zou brengen.
Waar was er een brug?
Er was geen Fransman aan wie we het konden vragen. Alle dorpjes zijn hier uitgestorven, met de luiken dicht, alsof al het leven al lang uit deze streek is verdwenen.
Toen we de brug hadden gevonden, was het 11.30 uur.
“We moeten nog minstens 10 kilometer terug”, zei ik. “Fuck it.”
“Misschien vertrekken ze te laat”, zei F.
“Laat maar zitten”, zei ik. “Fuck het kanoën. We gaan wel ergens lunchen.”
“Alles is op maandag dicht”, zei F.
“Fuck de maandag”, zei ik. “Fuck de Fransen. Fuck het weer. Fuck alles.”
Vervolgens kwamen we terecht in een fantastisch restaurant dat open was, in een prachtig dorp, vol leven en met goedlachse mensen, waar we ons tegoed deden aan een heerlijk viergangenmenu en een hele fles wijn. Daarna gingen we vrolijk aangeschoten alsnog naar de kanoverhuur. Hoewel er helemaal geen départ was op dat tijdstip, was de eigenaar niet te beroerd om ons alsnog weg te brengen. Hij zei dat het pittig zou gaan plenzen en onweren, maar dat was vast pas net als wij onze kano’s zouden terugbrengen.
De omgeving was vanaf het water nog mooier dan vanaf de weg. En er was geen kip. Niemand was zo gek om met dit weer te gaan kanoën.
En toen, op het moment dat we het het minst verwachtten, brak de hemel open. Geen bui, geen onweer, maar een strakblauwe lucht met een zinderende zon. Ineens was alles anders.
Geef een reactie