“Geef maar aan mij”, zei de aansnellende verkoopster.
Achter de balie stond de medewerkster die me eigenlijk had moeten helpen. Ze stond te bellen. De tranen biggelden over haar volle wangen.
Kanker, dacht ik. Haar moeder.
Of zou ze zelf?
Een onverwachte uitslag van de dokter?
“Moet ik komen?”, vroeg de medewerkster. “Ik ben er zo.”
De verkoopster die mijn truitje scande, keek geïrriteerd naar het meisje.
Ze verontschuldigde zich voor het gedrag van de medewerkster door zwak naar mij te glimlachen.
“Goed”, zei het meisje schokschouderend.
Ze hing de hoorn terug in de houder en veegde met haar mouwen haar wangen omstandig droog. Ze haalde diep adem.
“Mijn oma”, zei ze.
De verkoopster keek afstandelijk.
“Ze moet een nieuwe heup.”
Geef een reactie