De vrouw zat zo breed in haar eentje in de vierzits, haar ene tas naast haar, haar andere tas voor haar, haar krant maximaal opengespreid, dat ik het niet kon laten juist bij haar aan te schuiven.
Goedemorgen!, zei ik enthousiast. Haar blik verried dat ze het idee had dat het leed van de slachtoffers in Iran niets was vergeleken bij het hare. Waarschijnlijk had ze vanochtend ontdekt dat haar man vergeten was de kralen uit het dorp mee te nemen voor de ketting die ze voor haar pasgeboren kleindochter zou maken.
In de vierzits naast haar zaten twee vrouwen. Kort, geblondeerd haar, kleurige bril, t-shirts met veel print. Klets klets klets gingen ze. Over naalden uit Irak die met hiv waren besmet. Over de treinreis van Johan en hoe erg dat wel niet was geweest.
De vrouw schuin tegenover mij beet haast op haar tong van irritatie. Ze wierp de twee dames een vernietigende blik toe, alsof ze daarmee zou kunnen overbrengen dat We! hier! in! een! stiltecoupé! zaten. Klets klets klets gingen de dames. Had je dat gelezen? Elke keer als het volume van klets klets klets omhoog dreigde te gaan, bijvoorbeeld door een lach, kwam die nietsontziende haat weer in de ogen van de vrouw tegenover me.
Maar ze zei niets. Na een tijdje begon me haar zwijgende irritatie zo tegen te staan, ja inderdaad omdat ik hem herkende, omdat ik, bijvoorbeeld tijdens stille concerten waar mensen keihard doorheen brullen, me ook altijd beperk tot boze blikken, dat ik aan de klets klets klets vroeg of ze doorhadden dat ze in een stiltecoupé zaten.
Sorry!
De rust erna was verhelderend. De klets klets klets hadden plotseling een minuut of 30 voor zichzelf, zonder praten, de mevrouw tegenover me keek tevreden, alsof het recht zijn beloop had gekregen. En ik bedacht voor het eerst dat ik ook best eens een stukje op mijn iphone kon typen.
Geef een reactie