« terug naar blog

Op de fiets (12)

Gisterenochtend kon ik wegens onvoorziene omstandigheden die resulteerden in te weinig tijd, niet douchen. ’s Ochtends niet douchen betekent de hele dag moe, suf, comateus. Ik stapte in haast op mijn fiets en bedacht dat ik mijn handschoenen binnen vergeten was. Niet getreurd, snel verder, want ik was al vertrokken op het tijdstip waarop ik eigenlijk op mijn werk had moeten zijn.

De ochtendspits kan een vrolijk mens chagrijnig maken. Op het fietspad stonden auto’s dubbel geparkeerd, fietsers voor me schoten niet op, lichten sprongen steeds op rood. Het waaide hard, de wind bolde mijn jas op van achteren en de mensen voor mij trapten net zo hard op hun pedalen als ik. Het zag er vermoeiend uit. De wind maakte tranen op mijn wangen.

Omdat het stoplicht op rood stond en mijn weg versperd was, besloot ik in plaats van de hoofdweg een zijstraat in te slaan, en mij zo door de kleinere straatjes richting werk te manoeuvreren. Deze route is korter in afstand, maar frustrerender door obstakels en geniet daarom normaal gesproken niet mijn voorkeur. Even later kon ik weer linksaf slaan om op een grotere weg terecht te komen. Er kwam een busje aangezet, van opzij.

Het busje zou me voorrang moeten verlenen maar deed dat niet. Het haalde mij even later in en bleef vervolgens na enkele meters voor mij op het fietspad stilstaan. Ik had vanwege het langsrazende verkeer aan de linkerkant van me geen andere mogelijkheid dan rechts de stoep (die op dat punt gelukkig net een lichte slijtageplek vertoonde) op te knallen en met hartkloppingen via het trottoir weer op het wegdek te geraken. Hierin werd ik echter belemmerd door de opgestoken hand van een in donkerblauw gestoken politieagent die mij staande hield en me vertelde dat het crossen over het voetpad zelfs in 2001 nog niet toegestaan was. En dat muziek in de oren niet tot zijn aanbeveling behoorde. Hij hield me even aan, las mij de les, maar gaf mij geen bon en ik vervolgde mijn weg na een stukje wandelen weer op het zadel. Mijn slapen deden pijn.

Bij het eerstvolgende kruispunt (halverwege huis en werk) kwam ik er met schrik achter dat ik niet alleen mijn handschoenen maar ook mijn portemonnee thuis vergeten was. En, bedacht ik me, ook mijn die dag ohzo nodige paspoort. Willekeurige vloek. Ik moest terug. Of zou ik naar mijn werk gaan en later teruggaan naar mijn huis? Maar nee, ik kon beter in één keer doorwerken en nu dus rechtsomkeert maken. Dus toog ik op mijn fietsje de weg naar huis weer terug, de wind op miraculeuze wijze nog steeds tegen mij hebbend, mijn handen openbarstend van de koude.

Thuis kon ik mijn paspoort niet meteen vinden, vergat ik alsnog mijn handschoenen en wilde de deur in eerste instantie niet op slot gaan. Ik stapte vermoeid weer op mijn fiets. Het begon zachtjes te regenen. Mijn vingers konden de elastiekjes van mijn capuchon niet goed strikken vanwege de kou. Tegen de tijd dat ik (een half uur te laat) op mijn werk arriveerde, was ik door- en doornat.


Reacties

2 reacties op “Op de fiets (12)”

  1. Van thuis uit even doorbellen dat het je oprecht spijt maar dat je vandaag een uurtje later komt, wegens (in te vullen) omstandigheden. En rustig je dagelijkse routine, icl. douche afwerken en monter en vooral stressvrij na drie kwartier opduiken op je werkplek. Iedereen blij omdat je er toch nog zo vroeg bent en er geen grotere ongelukken te betreuren zijn dan het overslapen. Geen gewoonte van maken natuurlijk, maar ’t werkt wel. En je kan gelijk productief aan de slag, ipv eerst nog eens een halfuur terug op adem/dreef te komen.

  2. Een warme kop thee?

    Da’s wel een idee Ludo.