Gisterenochtend werd ik wakker van mannen op straat in oranje pakken die bezig waren de straat te effenen vanwege het hoge bezoek aanstaande zaterdag. Alle enigszins losse stenen die ik in de afgelopen zeven jaar in mijn straat had zien liggen, en waar nooit iets aan werd gedaan, werden gisteren verwijderd, verplaatst, vervangen, vergeten. Er werden borden geplaatst met het parkeerverbod erop aangegeven, blauw met geel, met grote letters. De parkeerbordjes werden met een ijzerdraadje vast gemaakt aan de hekken langs de kant.

Dinsdag is vuilnisophaaldag. Alsof de straat massaal was uitgelopen om haar vuilnis nu alvast buiten te zetten omdat het vrijdag ineens niet mag deze week, stond de straat vannacht vol met vuilniszakken.

Vanochtend bij het ontwaken trof ik een straat vol troep. Vuilniszakken liggen her en der verspreid over het wegdek en de stoep, opengescheurd, het vuil eruit. De parkeerbordjes zijn van de hekken losgeraakt en liggen verlamd tegen bomen aan, het houtje waar ze eerst op leunden geknakt. De paaltjes die waren geplaatst om de nieuwe stenen af te bakenen, zijn meters opgeschoven. De nieuwe stenen liggen niet meer zo mooi op hun plaats. Mijn lieve fiets weerloos op de stoep, op het het roze barrel van mijn buurmeisje. Mijn vuilnisbak opengevallen, mijn balkon een zooitje.

Ik denk dat de Argentijnse mistral vannacht haar zegje heeft gedaan over het aankomend huwelijk. Maxima kijkt de laatste dagen helemaal niet blij. Er is een scheiding op komst.