Ik kwam net van de brug af dus ik had lekker veel vaart. Het stoplicht op groen, niemand op de weg, de wind blies de haren uit mijn gezicht en ik ging zo hard dat ik niet eens hoefde te trappen. Fijn.
Plotseling stak er een meter of tien voor me een hond over. Ik rinkelde mijn bel. Het beest bleef midden op het fietspad staan en keek me vuil en geconcentreerd aan. Het was een kleine bloedhond, of een grote bulldog, een terriër ofzo. Hij was eng, vastberaden niet meer te vertrekken en zijn ogen waren rood doorlopen. Ik naderde snel en telde mijn keuzes. Doorrijden, met de kans dat ik de hond zou aanrijden. Geen goed plan. Ik zag de hond al met zijn kaken in mijn achterop naar mijn werk meekomen. Tweede optie was om de hond te ontwijken, langs hem te fietsen. Ik schatte in de luttele seconden die ik had mijn slagingskans in. Nihil. Ik was bijna bij de hond aangekomen en moest gaan voor keuze drie: stoppen. Ik remde abrupt op anderhalve meter afstand van het beest, die geen spier vertrok maar me genadeloos aan bleef kijken. Hij gromde diep.
Omdat ik niet zo goed met honden kan praten en ik de paar commando’s die in mijn hoofd opkwamen liever niet wilde roepen, speurde ik de straat af naar zijn baasje. Het verkleinwoord in baasje was hier duidelijk niet op zijn plaats. Een enorme kerel met een overschot aan haar en tatoeages stond op een afstandje met veel plezier naar me te kijken. De riem van het moordend beest hing losjes in zijn hand. Hij smakte en keek me verlekkerd aan. Ik keek naar de hond. Idem. Op mijn dapperst vroeg ik de man of hij de hond weg kon halen zodat ik door kon fietsen. Hij begon langzaam uit te leggen dat hij dat wel kon, omdat het beest heel goed naar hem luisterde. Maar blijkbaar was ik vooralsnog aangeslagen genoeg om het niet te doen. Ik wist nu even niet goed wat ik verder moest. Dus bleef ik wachten. De hond had zijn blik nog steeds niet van mij afgewend.
De zware kerel vond het na een tijdje wel welletjes. Bovendien kwamen er in de verte meer fietsers aan. Hij tuitte zijn lippen en floot kort en hard. Het beest hinkelde traag naar de overkant. ‘Bono’, riep de vent, ‘kom maar hier’. De vent keek me lachend aan terwijl hij de hangende wangen van de hond masseerde.
Bono. Tsk.
Reacties
10 reacties op “Op de fiets (37)”
Misschien toch niet zo vaak meer gaan fietsen Merel? Wie weet kom je volgende keer wel een agressief oud vrouwtje tegen dat je belaagt met haar scherpgeslepen looprek!
greetz vanop reis,
Bart Vandamme
bono is duidelijk geen lancelot 😉
Volgende keer misschien toch optie 1 heroverwegen.
Okee, wind mee de brug af, dat is wel zo’n 30 km/h. Dan doe je over 10 meter 1,2 seconde!
Toch knap dat je tot een keuze kwam en nog knapper dat het allemaal nog te beremmen viel.
🙂
Ik kan ook nog niet zo goed met honden praten, maar wat bij mensen helpt is doen alsof je ze niet gezien hebt zodat zij gaan denken dat je ze niet hebt gezien en dat ze dan maar de wijste zullen zijn en beter uit de weg kunnen gaan.
Nou hoor je wel eens dat honden en bazen op elkaar lijken en dat honden ook heel slim zijn, ‘soms net mensen’ dus volgens mij is het het proberen waard en omdat jij een groter publiek bereikt dan ik stel ik voor dat jij het probeert en verslag doen van je bevindsels.
Wat een klotebeesten, die hond en zijn baas! Vooral die baas, denk ik, die hond lag vast ook liever thuis bij de centrale verwarming. Hoewel, je weet maar nooit met die beesten.
Volgende keer gewoon doorrijden, die hond gaat echt wel aan de kant… denk ik.
Wees blij dat je niet op een ligfiets zat (lag). Want dan heb je je buik naar boven gericht = je hebt je overgegeven in hondentaal. En probeer dan nog maar eens uit te leggen aan zo’n beest dat jij toch echt de baas bent…
Nee, I)akmuis is niet zo hondminnend over het algemeen.
Leek die hond een beetje op jezus?
(Vanwege zijn naam Bono).
Bono = Boonapart!