Vannacht woelde ik mezelf wakker. Was ik net de ene kant op gedraaid, wentelde ik me al weer om. Dit herhaalde zich tot ik het in de gaten kreeg. 'Hé, zo lag ik net ook al', dacht ik, en ik draaide me op mijn andere zij. 'Hé, zo lag ik net ook al', dacht ik weer. Met dekbed. Zonder dekbed. Alle kanten van het bed, besefte ik, had ik in de minuten ervoor uitgeprobeerd. Toen werd ik echt wakker.
Mijn onderbuik werd in tweeën gereten en ik realiseerde me dat ik daardoor had liggen woelen.
Maar er was nog iets, of niet?
Versuft analyseerde ik mijn buikkrampen en dacht na.
Toen wist ik het. Ik had een briljante ingeving gehad. Die moest ik opschrijven.
Nu weet ik wel dat veel schrijvers een notitieblokje bij hun bed hebben liggen voor het geval ze een briljante ingeving krijgen, maar dat heb ik niet. Noch die briljante ingeving, noch het notitieblokje. Die ijverige bedschrijvers zeggen overigens toch altijd dat het de dag erna heel erg blijkt tegen te vallen.
Maar zo niet nu!
Ik had echt een briljante ingeving gehad, en ik moest toch het bed uit om, aaaaaargh, daar ging hij weer, de ellendige buikpijn op te lossen.
Ik strompelde het bed uit, zag dat het 02:34 was en dacht: 'Wat een mooi getal, zo opeenvolgend'.
Nu moet u weten dat de maandelijkse ongemakken mij meestal niet meer zo in vervoering brengen. Ik was dus hevig verbaasd over deze pijn, die mijn benen tot pap maakten en mijn ogen vol tranen.
Slaapwandelend en door de pijn wat in elkaar gedoken zocht ik in het halfdonker een papiertje, voordat het belangrijke idee me ontschoten zou zijn. Ik noteerde het eerste steekwoord. Toen voelde ik een plotseling samentrekken achter in mijn mond, zoals je hebt wanneer je een te zure wijn drinkt. Net op tijd viel ik de wc luid brakend in zijn armen.
Oh sorry – ik begrijp ineens dat u hier helemaal niet op zit te wachten.
Feit is wel dat ik vanochtend met een raadsel opgezadeld zat.
Wat bedoelde ik in godsnaam hiermee?
Geef een reactie